ECLI:NL:RBDHA:2024:14610

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
NL23.11884
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met homoseksuele geaardheid en de beoordeling van geloofwaardigheid door de IND

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt de asielaanvraag van een Nigeriaanse eiser behandeld, die stelt homoseksueel te zijn en daardoor problemen te hebben ondervonden in Nigeria. De rechtbank oordeelt dat de geloofwaardigheidsbeoordeling van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) gebrekkig is, omdat onvoldoende rekening is gehouden met het referentiekader van de eiser. De rechtbank stelt vast dat de IND niet duidelijk heeft gemaakt welk referentiekader is gehanteerd bij de beoordeling van de verklaringen van de eiser. De rechtbank benadrukt dat de verklaringen van de eiser over zijn seksuele geaardheid cruciaal zijn voor zijn asielaanvraag en dat de IND de medische beperkingen van de eiser, die zijn vermogen om adequaat te verklaren beïnvloeden, niet voldoende heeft meegewogen. De rechtbank vernietigt het besluit van de IND en draagt hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerder genoemde tekortkomingen in acht worden genomen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan, inclusief de beoordeling van het terugkeerbesluit en het inreisverbod, totdat de IND een nieuw besluit heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.11884 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. B.W.M. Toemen),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verweerder,
(gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Eiser heeft op 12 maart 2019 een asielaanvraag ingediend. Op 21 juni 2019 is een overdrachtsbesluit genomen omdat verweerder Italië verantwoordelijk achtte voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag. Het overdrachtsbesluit is in rechte vast komen te staan. Op 12 september 2019 is de overdrachtstermijn verlengd omdat eiser met onbekende bestemming was vertrokken. De verlengde overdrachtstermijn is verstreken zonder dat de feitelijke overdracht heeft plaatsgevonden.
Eiser heeft op 17 november 2020 wederom een -eerste- asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 12 april 2023 in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens is besloten dat eiser ook geen verblijfsvergunning regulier krijgt, is een terugkeerbesluit zonder termijn voor vrijwillig vertrek genomen en is aan eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 september 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op
[geboortedatum] 1984. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag onder meer ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en dat hij daardoor problemen heeft ondervonden in Nigeria. In mei 2012 is eiser in Nigeria betrapt terwijl hij in een club seks had met zijn toenmalige partner. Hij is gevlucht en heeft Nigeria verlaten. De Nigeriaanse autoriteiten zijn naar hem op zoek. Om die reden kan eiser niet terugkeren naar Nigeria.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • homoseksuele gerichtheid;
  • problemen met mensenhandelaar.
3. Verweerder acht de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Verweerder acht de verklaringen over de homoseksuele gerichtheid en de problemen met de mensenhandelaar niet geloofwaardig. Verweerder heeft in de besluitvorming uiteengezet dat hij het horen en beslissen aan de hand van Werkinstructie 2019/17 (WI 2019/17) heeft verricht. Verweerder werpt eiser, kort gezegd, tegen dat eiser ‘oppervlakkig, tegenstrijdig en algemeen’ heeft verklaard. Daarom is de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
4. Eiser is het niet eens met de verrichte geloofwaardigheidsbeoordeling en voert daarbij onder meer aan dat bij de beoordeling van zijn verklaringen onvoldoende rekening is gehouden met zijn referentiekader. Van eiser kan niet worden verwacht dat hij anders of meer kan verklaren. Er is geen sprake van tegenstrijdigheden. Verweerder heeft onvoldoende gewicht toegekend aan de verklaringen van derden die zijn asielmotief ondersteunen.
5. De rechtbank overweegt dat deze beroepsgronden slagen en motiveert dit als volgt.
6. Partijen zijn met name verdeeld of bij het beoordelen van de verklaringen die eiser heeft afgelegd voldoende rekening is gehouden met het zogenoemde “referentiekader” van eiser. Verweerder dient -kenbaar en dus toetsbaar- in zijn besluit te benoemen of hij onverkort uitgaat van de verklaringen die zijn afgelegd of dat er factoren zijn die meebrengen dat verweerder niet elke vaagheid, tegenstrijdigheid of summiere verklaring zonder meer kan tegenwerpen. Het is aan eiser om zijn asielmotief naar voren te brengen en om inspanningen te leveren om zijn asielrelaas zoveel mogelijk te staven. Verweerder dient vervolgens grondig en welwillend te onderzoeken of aan eiser internationale bescherming moet worden verleend. Verweerder dient hierbij te voldoen aan zijn inspanningsplicht en onder meer de verklaringen te plaatsen tegen de achtergrond van het herkomstgebied van eiser en te bezien of steunbewijs kan worden gevonden voor de verklaringen van eiser. Verweerder kan bijvoorbeeld in het kader van de samenwerkingsplicht gehouden zijn om medisch forensisch onderzoek, een leeftijdsbepaling of een taalanalyse te doen te verrichten of een individueel ambtsbericht uit te laten brengen. Ook dient een persoonlijk onderhoud plaats te vinden waarbij de vreemdeling door het stellen van nadere vragen wordt ondersteund in het naar voren brengen van zijn asielrelaas. Gedurende de gehele procedure en in het bijzonder gedurende dit persoonlijke onderhoud, dient verweerder zich ervan te vergewissen of de vreemdeling bijzondere en aanvullende procedurele waarborgen behoeft. Indien -kort gezegd- de vreemdeling voldaan heeft aan zijn inspanningsplicht, de verklaringen niet in strijd zijn met openbare informatie, de vreemdeling zijn asielaanvraag zo spoedig mogelijk heeft ingediend en de vreemdeling in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd, zal ook kenbaar moeten worden beoordeeld of het voordeel van de twijfel kan worden gegund. Dit beoordelingskader volgt uit het Unierecht en is het uitgangspunt in de asielprocedure en zal dus ook zo moeten worden toegepast zolang dit Unierechtelijke kader ongewijzigd blijft.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het besluit niet kenbaar heeft aangegeven van welk referentiekader is uitgegaan bij de beoordeling van de verklaringen van eiser. Eiser heeft deze beroepsgrond terecht aangedragen. Het standpunt van verweerder ter zitting dat verweerder altijd eerst een referentiekader bepaalt omdat altijd rekening wordt gehouden met persoonlijke omstandigheden slaagt dus niet. Deze vaststelling betekent reeds dat het besluit geen stand kan houden en ofwel zal moeten worden aangevuld, ofwel een nieuw besluit zal moeten worden genomen.
8. De rechtbank overweegt voorts met betrekking tot de verrichte geloofwaardigheidsbeoordeling als volgt.
9. Eiser legt zijn seksuele geaardheid ten grondslag aan zijn asielverzoek. De verklaringen van de vreemdeling zijn doorgaans het belangrijkste bewijsmiddel om een vluchtrelaas te staven. De aard van dit asielmotief van eiser brengt bovendien mee dat dat zijn eigen verklaringen niet alleen het belangrijkste bewijsmiddel zijn, maar wellicht ook de enige manier is om zijn beschermingsbehoefte aannemelijk te maken. Juist daarom is het van belang dat verweerder zorgvuldig onderzoekt wat het referentiekader is en wat hij mag verwachten van eiser als het gaat om het kunnen verklaren over zijn asielmotieven. Verweerder moet zich dus rekenschap geven van persoonlijke omstandigheden van eiser die van invloed kunnen zijn op zijn vermogen om zijn relaas adequaat naar voren te brengen en beoordelen of deze omstandigheden relevant zijn voor de bewijsdrempel die verweerder mag hanteren om het relaas (on)geloofwaardig te achten. Het beoordelen van de beschermingsbehoefte en dus ook van een asielrelaas vergt immers maatwerk en vereist dat in elke procedure moet worden bepaald wat van de vreemdeling kan en mag worden verwacht.
10. Het nader gehoor van eiser is aangevangen op 20 december 2021. Dit gehoor is niet afgerond omdat de hoormedewerker na het stellen van enige vragen heeft vastgesteld dat er geen recent medisch advies was uitgebracht. Het nader gehoor is voortgezet op
1 september 2022. Medifirst heeft eiser op 22 februari 2022 gezien en op 4 maart 2022 een medisch advies uitgebracht. Hierin is vermeld dat eiser een psychische aandoening heeft en er daardoor sprake is van beperkingen op “het gebied van het onder woorden brengen van zijn asielrelaas en betrokkene daardoor (nog) niet gehoord kan worden.” Ook is in dit medische advies benoemd dat eiser onder behandeling staat voor medische problematiek en medicatie gebruikt. Op 21 juni 2022 is eiser wederom door Medifirst gezien en op
6 juli 2022 is een nieuw medisch advies door Medifirst uitgebracht. Hierin is onder meer het navolgende vermeld:
(…)
2a. Zijn er medische klachten gebleken tijdens het onderzoek?
2b. Gegeven de medische klachten die tijdens het onderzoek zijn gebleken, zijn de volgende beperkingen aanwezig en wordt het volgende advies aan de IND meegegeven:
Er zijn beperkingen voor het horen als gevolg van de psychische klachten.
Betrokkene heeft gesprekken met een psycholoog gehad en neemt medicatie.
Betrokkene heeft beladen gebeurtenissen meegemaakt en heeft mogelijk moeite om hierover te spreken. Graag spanning niet laten oplopen.
Betrokkene heeft mogelijk concentratie- en geheugenproblemen en heeft moeite met het exact herinneren van data. Graag bij benadering uitvragen.
Betrokkene heeft rugklachten. Graag zo nodig de gelegenheid bieden om even te staan en rond te lopen.
Overige opmerkingen
3a. Staat betrokkene momenteel onder behandeling voor medische omstandigheden
Ja
3b. Gebruikt betrokkene momenteel medicijnen?
Ja
(…)
11. De rechtbank stelt vast dat Medifirst zijn advies weliswaar kwalificeert als een “Medisch advies Horen en beslissen”, maar dat Medifirst uitsluitend heeft geadviseerd over de wijze van horen. Medifirst heeft geconstateerd dat sprake is van medische klachten en dat er sprake is van beperkingen voor het horen als gevolg van de psychische klachten. De rechtbank merkt op dat uit het Medifirst-advies niet duidelijk wordt waarom eiser nu wel gehoord kon worden en ten tijde van het eerder medische advies niet. Gelet op de door Medifirst benoemde medische problematiek en het geringe tijdsverloop van vier maanden tussen de twee Medifirst-adviezen, had Medifirst nader moeten aangeven waarom eiser wel gehoord kan worden. Uit het advies blijkt niet of er minder of andere beperkingen zijn geconstateerd en blijkt ook niet of de behandelingen en medicatie van eiser een positieve invloed hebben gehad op het vermogen van eiser om adequaat te kunnen verklaren. Dit tweede Medifirst-advies is dus op deze punten niet inzichtelijk. Dit Medifirst-advies is ook onvolledig omdat niet wordt geadviseerd op welke wijze verweerder bij het beslissen rekening dient te houden met de geconstateerde beperkingen en dit gelet op de benaming “Advies Horen en Beslissen” wel wordt gesuggereerd. Het zorgvuldig horen met inachtneming van het Medifirst-advies heft de geconstateerde beperkingen niet op dus het is noodzakelijk om te weten op welke wijze bij het beslissen en dus bij het beoordelen van de verklaringen van eiser rekening moet worden gehouden met de beperkingen. Verweerder heeft geen aanvullend advies aan Medifirst gevraagd en heeft ook geen vragen aan Medifirst gesteld waarom eiser vier maanden nadat werd vastgesteld dat eiser niet kon worden gehoord vanwege psychische problematiek, wel kon worden gehoord. Verweerder had zich hiervan nader dienen te vergewissen omdat hij dit advies ten grondslag legt aan zijn beslissing om eiser te horen. Verweerder heeft eiser gehoord en vervolgens de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser beoordeeld zonder zich te laten adviseren hoe hierbij met de medische beperkingen om adequaat te kunnen verklaren rekening moet worden gehouden en zonder hierop deugdelijk gemotiveerd in zijn besluit in te gaan. Verweerder had zich hier echter van dienen te vergewissen. Verweerder had vervolgens in zijn besluit moeten benoemen op welke wijze hij zich hiervan heeft vergewist en op welke wijze hij bij de geloofwaardigheidsbeoordeling rekening heeft gehouden met de medische beperkingen die Medifirst heeft vastgesteld. Verweerder heeft dit alles niet gedaan en ook hierdoor kan het besluit geen stand houden.
12. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt dat de hoormedewerker eiser heeft gevraagd hoe het gesprek bij Medifirst is verlopen, of eiser nog onder behandeling staat en medicatie gebruikt en wat zijn onderliggende klachten zijn. De hoormedewerker heeft eiser tevens gevraagd of eiser voorafgaand aan het gehoor medicatie heeft gebruikt en wat de werking hiervan is. In het verslag is voorts onder meer het navolgende vermeld:
(…)
Wat is de werking van Rafanel?
Ik vermoed dat de medicatie mij kalmeert.(…)
Sinds wanneer gebruikt u Rafanel?
Ongeveer twee á drie maanden geleden.
Heeft u momenteel last van het medicijn of andere omstandigheden?
Als ik het medicijn niet heb ingenomen, dan merk ik dat ik verwijderd ben van mezelf. Ik ben niet mezelf. Als ik het medicijn heb ingenomen dan kalmeer ik wel en dan word ik slaperig en traag. Ik word niet zo snel opgefokt en boos.
Wanneer heeft u het medicijn voor het laatst gebruikt?
Elke dag voordat ik ga slapen neem ik het medicijn.
Heeft de medicatie op enige wijze invloed op uw verklaringen?
Ik denk van niet. Het medicijn is niet zomaar voorgeschreven. Ik ben van 25 milligram naar 70 milligram gegaan. Ik ben daarna onderzocht door een psycholoog om te kijken welke bijwerkingen het heeft. In mijn beleving is het oké.
Ik merk dat u momenteel ook afwezig overkomt. Is dit een gevolg van de medicatie?
Ja, het veroorzaakt een vertraging.
Staat u momenteel onder behandeling van een psycholoog?
Ja, iedere maand ga ik erheen.
Voelt u zich lichamelijk en geestelijk in staat om dit gehoor nu te laten plaatsvinden?
Ja.
Als u om welke reden dan ook tijdens het gesprek behoefte hebt aan een pauze, wilt u dat dan aangeven?
Ja.
(…)
13. De rechtbank overweegt dat de hoormedewerker zeer zorgvuldig heeft gehandeld door meerdere vragen te stellen over de psychische problemen, de medicatie die eiser hiervoor is voorgeschreven, de werking ervan en de behandeling door de psycholoog. De hoormedewerker heeft eiser ook alle ruimte gegeven om bij aanvang en gedurende het gehoor te verzoeken om een onderbreking van het gehoor. Eiser heeft op vragen van de hoormedewerker verklaard in staat te zijn verder te worden gehoord. De rechtbank overweegt dat, daargelaten dat het maar zeer de vraag is of eiser zelf kan overzien of zijn psychische problematiek in de weg staat aan het adequaat en consistent verklaren en er andere motieven denkbaar zijn voor eiser om het gehoor doorgang te laten vinden, het zorgvuldig horen niet betekent niet dat reeds daardoor ook onverkort van de verklaringen die eiser heeft afgelegd kan worden uitgegaan. Eiser heeft aangevoerd dat het gebruik van de voorgeschreven medicatie niet alleen stemmingen onderdrukt bij het ervaren van (diepe) gevoelens, maar ook bij het “terughalen” van die gevoelens en bij het verklaren over die gevoelens. Bij het beoordelen van de geloofwaardigheid van de verklaringen had verweerder kenbaar moeten benoemen of rekening is gehouden met het gebruik van medicatie en of verweerder dit van invloed acht op het ervaren van gevoelens door eiser bij zijn seksuele ontwikkeling en het adequaat hierover kunnen verklaren. De rechtbank overweegt dus dat verweerder eiser zorgvuldig heeft gehoord, maar niet kenbaar heeft beoordeeld in hoeverre de door Medifirst vastgestelde psychische problematiek van eiser en de waarnemingen van de hoormedewerker van de afwezige indruk die eiser maakte tijdens het gehoor, zijn meegewogen in het besluit. Deze medische problematiek maakt echter onderdeel uit van het referentiekader van eiser en dient door verweerder -kenbaar- te worden betrokken bij het beoordelen of eiser met zijn verklaringen zijn asielrelaas aannemelijk heeft gemaakt.
14. De rechtbank overweegt voorts dat eiser in zijn aanmeldgehoor en op zijn asielaanvraag is gehoord met tussenkomst van een registertolk in “Pidgin-Engels”. Eiser heeft in het gehoor aangegeven dat dit niet zijn moedertaal is maar dat hij wel “Pidgin-Engels” spreekt. Eiser heeft op vragen van de hoormedewerker bij aanvang van het nader gehoor aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het horen zonder tussenkomst van een tolk in zijn moedertaal. Bij de aanvang van de voorzetting van het nader gehoor op een andere dag heeft eiser echter meteen aangegeven dat hij graag gehoord wil worden in de taal Pidgin en Ishan en dat dit een Nigeriaans dialect van de Pidgintaal is. De hoormedewerker heeft vervolgens gezegd dat “de tolken die door de IND worden gevraagd om deze gesprekken te vertalen, goed de taal spreken waarvoor ze zijn ingepland en dat eiser zich daar geen zorgen over hoeft te maken”. Aan eiser is toen ook medegedeeld dat aan het verzoek van eiser om “in een vrouwelijke setting” te worden gehoord niet kon worden voldaan.
15. Ter zitting is besproken dat eiser niet in zijn moedertaal is gehoord en dat er geen tolk is geregistreerd in het dialect binnen de Pidgintaal die de moedertaal en dialect van eiser is. Eiser heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat hiermee bij het beoordelen van de verklaringen rekening moet worden gehouden.
16. De rechtbank overweegt dat juist bij het verklaren over emoties en gevoelens het van belang is om dat te kunnen doen in “je eigen taal” omdat het uitdrukken van gevoelens een ander begrip van de taal en een andere spreekvaardigheid vereist dan het verklaren over feiten en concrete gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan. Dat eiser voorafgaand aan het gehoor heeft aangegeven in te stemmen met de tolk is in deze procedure niet relevant. Ter zitting is immers bevestigd dat er geen registertolk beschikbaar is in de moedertaal en dialect van eiser. Indien eiser dus geen toestemming had gegeven, had uiteindelijk toch moeten worden gehoord met tussenkomst van een tolk die niet het dialect beheerst waarin eiser zich het meest adequaat kan uitdrukken. Overigens heeft eiser deze “toestemming” voorafgaand aan het gehoor gegeven zonder zich wellicht te realiseren wat de aard en strekking was van de vragen die aan hem zouden worden gesteld en dat hij dus geacht wordt over zijn gevoelens, seksuele ontwikkeling en geaardheid te praten. Ook indien eiser is voorbereid op het gehoor, is het de vraag of eiser voorafgaand aan het gehoor heeft kunnen overzien dat het (doorgaans) niet eenvoudig is om over zulke persoonlijke gevoelens te verklaren. Eiser heeft bovendien bij de voortzetting van het nader gehoor meteen aangegeven dat hij wel wil worden gehoord in zijn moedertaal. Het eerste deel van het gehoor heeft aanmerkelijk korter geduurd dan het vervolg van het nader gehoor. Eiser is in het deel van het gehoor waarin hij is bevraagd over zijn asielmotieven gehoord met tussenkomst van een tolk in Pidgin Engels, terwijl hij heeft verzocht om een andere tolk en daarbij heeft uitgelegd waarom een tolk die een ander dialect van het Pidgin Engels spreekt en verstaat en niet afkomstig is uit hetzelfde herkomstgebied als eiser, hem niet zal begrijpen.
17. Eiser heeft ook aangevoerd dat er rekening mee moet worden gehouden dat in zijn land van herkomst het minst genomen niet gebruikelijk is om te praten over een homoseksuele geaardheid. De rechtbank overweegt dat dit juist is en het daarom moeilijker kan zijn om over een seksuele geaardheid te verklaren dan over andere asielmotieven. Tegelijkertijd zal dit doorgaans aan de orde zijn als een geaardheid als asielmotief wordt aangedragen. De rechtbank overweegt dat verweerder dat dus weet en hier ook rekening mee zal houden. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat er geen registertolk is in juist het eigen dialect van de pidgintaal en verweerder er “dus niets aan kan doen”. Het is juist dat verweerder deze omstandigheid van het gehoor niet kan veranderen als er bij het inplannen van het gehoor blijkt dat eiser een specifieke taal en dialect daarvan spreekt en niet met een tolk kan worden gehoord die zijn moedertaal en dialect beheerst. Waar verweerder wel wat aan kan doen is aan het rekening houden met deze omstandigheid als hij de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser beoordeelt. Zeker nu het juist gaat om het tot uitdrukking brengen van gevoelens en verweerder veronderstelt dat eiser dat onvoldoende goed heeft gedaan om de gestelde gerichtheid geloofwaardig te achten, dient verweerder zich te realiseren dat dit aspect van het gehoor van invloed heeft kunnen zijn op de mogelijkheid van eiser om goed te kunnen verwoorden hoe zijn seksuele ontwikkeling en het ontdekken van zijn identiteit heeft plaatsgevonden.
18. De rechtbank stelt vast dat de omstandigheid dat eiser niet gehoord is over juist dit asielmotief met een tolk die de taal en dialect beheerst waarin eiser zich het beste kan uitdrukken, moet worden betrokken bij de beoordeling welke bewijsdrempel wordt aangelegd om de gestelde geaardheid geloofwaardig te achten. Dit geldt (in mindere mate) ook voor de omstandigheid dat eiser had verzocht om te worden gehoord in “een vrouwelijke setting”. Een gesprek in een hoorsetting is niet vergelijkbaar met een gesprek met “peers” of een partner. De specifieke hoorsetting kan echter wel bijdragen aan de wijze waarop en de mate waarin eiser in staat is over zijn seksuele geaardheid te praten. Eiser heeft aangegeven liever “in een vrouwelijke setting” te praten. Dit is niet mogelijk gebleken en ook toegelicht door de hoormedewerker. Dit betekent niet dat het gehoor niet zorgvuldig is verlopen. Het betekent wel dat verweerder zich er rekenschap van moet geven dat dit wellicht van invloed is geweest op de verklaringen die eiser heeft afgelegd.
19. Eiser heeft zich ook terecht op het standpunt gesteld dat verweerder bij het beoordelen van de geloofwaardigheid de leeftijd van eiser bij het bepalen van het referentiekader moet betrekken. Dit ziet, anders dan verweerder veronderstelt, niet alleen op de leeftijd die eiser heeft op het moment dat hij door verweerder wordt gehoord. Verweerder dient er rekening mee te houden dat eiser heeft verklaard over zijn seksuele ontwikkeling die hij (deels) doormaakte toen hij minderjarig was. Bij het aangaan van (seksuele) relaties dient verweerder zich er rekenschap van te geven dat “keuzes” die eiser toen heeft gemaakt zijn gebaseerd op het ontwikkelingsniveau van een minderjarige. Bij de verklaringen die eiser heeft afgelegd over partners en gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden, zal verweerder zich niet alleen hiervan rekenschap moeten geven, maar ook moeten bedenken of dit van invloed is op “de diepgang” van gevoelens die aan die keuzes ten grondslag liggen.
20. Verweerder dient daarnaast, ook daargelaten de leeftijd van eiser, te motiveren waarom hij van eiser verwacht dat hij “met diepgang” kan verklaren over zijn gevoelens die verband houden met zijn geaardheid, zijn partners en zijn seksuele ontwikkeling. De rechtbank overweegt dat verweerder de aanname doet dat “een ieder” een bepaalde diepgang ervaart in zijn/haar gevoelens en dat verweerder de aanname doet dat “een ieder” ook met diepgang over zijn/haar gevoelens kan verklaren. De rechtbank overweegt dat beide aannames op geen enkele wijze door verweerder zijn onderbouwd in dit besluit en in zijn werkinstructie. Verweerder kan deze aannames niet doen zonder over meer informatie over eiser te beschikken. Verweerder weet bijvoorbeeld niet welk karakter eiser heeft, welke ontwikkeling hij overigens heeft doorgemaakt, welke begaafdheid en mate van geletterdheid eiser heeft, of eiser over andere onderwerpen anders en meer zijn gedachten kan vormgeven en kan verklaren en hoe eiser zich verbaal kan uitdrukken als hij niet in een hoorsetting maar in de omgang met zogenoemde “peers” spreekt. De rechtbank overweegt dat het ervaren van diepte van gevoelens en relaties en het goed kunnen verwoorden hiervan van vele factoren afhankelijk is en verweerder zich hiervan bewust moet zijn als hij tegenwerpt dat eiser summier en met weinig diepgang heeft verklaard en zijn verklaringen daarom ongeloofwaardig zijn.
21. De rechtbank realiseert zich dat verweerder in de asielprocedure onvoldoende mogelijkheid heeft om al deze informatie om daadwerkelijk en ten gronde het referentiekader van eiser te kunnen bepalen kan vergaren. Dit betekent echter niet dat verweerder dergelijke aannames kan doen. Verweerder dient dan ook, juist als de seksuele geaardheid als asielmotief wordt aangedragen, uiterste zorgvuldigheid te betrachten als hij de verklaringen beoordeelt op geloofwaardigheid. De ontwikkeling van de seksuele identiteit en het kunnen verwoorden van gevoelens die daarbij -al dan niet- bewust zijn ervaren zal voor een ieder verschillen, ongeacht het gebied van herkomst, gender en religie. Voor zover verweerder ter zitting heeft aangegeven dat bij het beoordelen van de geloofwaardigheid van een seksuele gerichtheid ook als referentiekader wordt genomen wat andere vreemdelingen met eenzelfde asielmotief hebben verklaard, acht de rechtbank dit dus fundamenteel onjuist.
22. Voor de beoordeling van asielaanvragen waarbij seksuele geaardheid als asielmotief wordt aangevoerd, hanteert verweerder WI 2019/17. In het kader van het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de gestelde geaardheid worden onder meer vragen gesteld over een aantal vaste thema’s: het privéleven van de vreemdeling, huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbti-groepen in het land van herkomst, contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie en discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst. In het algemeen ligt het zwaartepunt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele geaardheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die geaardheid in het land van herkomst en hoe diens ervaringen in het algemeen beeld passen. Dit geldt, volgens verweerder, temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar een lhbti-geaardheid maatschappelijk onacceptabel of strafbaar gesteld is.
23. De rechtbank overweegt dat verweerder in de werkinstructie dus heeft opgenomen dat ook verklaringen van derden betrokken dienen te worden bij de beoordeling of eiser zijn asielrelaas aannemelijk heeft weten te maken. Eiser heeft in dit verband een brief van het COC Tilburg, Breda en omgeving van 31 augustus 2022 en een brief van LGBT Asylum Support van 31 augustus 2022 overgelegd. In beide brieven is vermeld dat eiser bijeenkomsten voor zogenoemde lhbti-groepen bezoekt, met welke frequentie dit geschiedt en hoe lang eiser bekend is met en bij deze groepen. De rechtbank overweegt dat verweerder deze informatie onvoldoende deugdelijk heeft betrokken bij zijn geloofwaardigheidsbeoordeling. Het gaat er namelijk niet om dat “eiser met deze brieven zijn geaardheid niet geloofwaardig maakt”. Verweerder dient te onderzoeken en te beoordelen of deze brieven steunbewijs opleveren voor de verklaringen van eiser. Juist in het geval de seksuele geaardheid als asielmotief wordt aangedragen en, zoals hiervoor overwogen, er nagenoeg geen andere bewijsmiddelen zijn dan de eigen verklaringen, dient verweerder deugdelijk te beoordelen welk gewicht toekomt aan de verklaringen van derden. Verweerder had dus de feitelijke gedragingen van eiser in die brieven worden genoemd dienen te betrekken bij de beoordeling of eiser zijn geaardheid aannemelijk heeft weten te maken. Ter zitting heeft de rechtbank met partijen uitgebreid besproken dat zowel het verklaren over de seksuele geaardheid als het beoordelen van deze verklaringen zeer complex is. Juist gelet op alle bovengenoemde omstandigheden die het referentiekader van eiser bepalen en waardoor het beoordelen van de asielaanvraag zeer complex is, zijn verklaringen van derden een houvast in de geloofwaardigheidsbeoordeling. Op zichzelf genomen heeft verweerder de betreffende werkinstructie toegepast. Echter verklaringen van derden kunnen niet terzijde worden gelegd als “uit die verklaringen niet volgt dat de geaardheid aannemelijk is”. De rechtbank overweegt dat het daarom van nog groter belang is om te bezien of uit de verklaringen van derden steunbewijs volgt. Verweerder heeft dit onvoldoende gedaan, waarbij de rechtbank uitdrukkelijk opmerkt dat verweerder deze verklaringen in onderlinge samenhang met de verklaringen die eiser zelf heeft afgelegd had moeten beoordelen. Verweerder had ook, nu hij zich op het standpunt stelt dat eiser summier en met weinig “diepgang” heeft verklaard over zijn gevoelens, (alsnog) meer vragen kunnen stellen over de bijeenkomsten die eiser bezoekt. Het standpunt van verweerder dat de verklaring van eiser dat hij zich prettig voelt tijdens die bijeenkomsten onvoldoende is om zijn geaardheid aannemelijk te achten is dus een onvoldoende weging van deze verklaringen van derden. Eiser heeft in dit verband ook terecht gesteld dat verweerder ook had kunnen overgaan tot het horen van de Nederlandse partner(s) die eiser stelt te hebben gehad. De rechtbank overweegt dat dit als mogelijkheid in de werkinstructie is vermeld, maar dat niet duidelijk wordt waarom verweerder hiertoe niet is overgegaan.
24. De rechtbank concludeert dat verweerder niet kenbaar heeft gemaakt welk referentiekader hij heeft gehanteerd bij het verrichten van de geloofwaardigheidsbeoordeling en dat dit een gebrek in het besluit is. De rechtbank heeft een aantal factoren van het referentiekader benoemd waarmee verweerder in ieder geval onvoldoende rekening heeft gehouden. Verweerder heeft een onvolledig en niet inzichtelijk medisch advies van Medifirst ten grondslag gelegd aan zijn gehoor en besluitvorming. Het gehoor heeft zorgvuldig plaatsgevonden, maar dat heft de geconstateerde medische beperkingen niet op. Verweerder heeft in zijn geloofwaardigheidsbeoordeling en besluit geen rekening gehouden met de medische beperkingen, althans hiervan ontbreekt elke motivering. Verweerder heeft ook onvoldoende gemotiveerd waarom er geen groter gewicht is toegekend aan de verklaringen van derden en waarom niet is overwogen om de gestelde (ex)partner(s) van eiser te benaderen en te vragen of hij bereid is om een verklaring af te leggen.
25. De rechtbank concludeert verder dat eiser, voor zover hij in staat is geweest om adequaat te verklaren, op hoofdlijnen consistent heeft verklaard en dat daaruit de ontwikkeling blijkt die eiser heeft doorgemaakt in het ontdekken van zijn seksuele gerichtheid en het vormen van zijn seksuele identiteit. Verweerder heeft mogen benoemen dat eiser niet “veel” heeft verklaard in antwoorden op de vragen. Dit wil niet zonder meer zeggen dat het relaas, vanwege de summiere aard van de verklaringen en omdat de verklaringen van weinig “diepgang” getuigen, het relaas ongeloofwaardig kan worden bevonden. De rechtbank overweegt ook dat partijen weliswaar verschillen over een enkele tegenstrijdigheid die verweerder heeft geduid in het zeer uitgebreide gehoor, maar dat dit niet ziet op de kern van het asielrelaas en dus ook geen dragend argument kan zijn in het ongeloofwaardig achten van het asielrelaas. Verweerder heeft niet duidelijk gemaakt welke bewijsdrempel hij heeft aangelegd bij het aannemelijk achten van het relaas van eiser.
26. De rechtbank leidt uit de gehoorverslagen en uit de toelichting die de gemachtigde ter zitting heeft gegeven over de gesprekken die hij met eiser heeft gevoerd, af dat eiser zo goed mogelijk heeft verklaard. De gemachtigde van eiser heeft ook toegelicht wat de tijdspanne is die met eiser kan worden gesproken vanwege zijn medische problematiek en heeft ook aangegeven dat het verklaren door eiser over zijn geaardheid door eiser als belastend wordt ervaren. De rechtbank overweegt dat eiser niet meer inspanningen kan leveren om zijn asielrelaas te staven en stelt vast dat heeft eiser voldaan aan zijn inspanningsplicht.
27. Gelet op bovenstaande overwegingen kan het besluit geen stand houden en dient verweerder opnieuw een geloofwaardigheidsbeoordeling te verrichten. De rechtbank overweegt dat verweerder eiser niet opnieuw hoeft te horen. De hoormedewerker(s) heeft/hebben het gehoor zorgvuldig gehouden en een registertolk in de moedertaal- en dialect van eiser is niet beschikbaar. De rechtbank overweegt ook dat eiser beperkt belastbaar lijkt en het wederom horen over zijn asielrelaas daarom onevenredig zwaar is. Het gebrek in de besluitvorming is bovendien gelegen in de beoordeling van de verklaringen.
28. Omdat verweerder opnieuw een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling moet verrichten en daarbij moet benoemen wat het referentiekader is voor die beoordeling, acht de rechtbank het nu niet zinvol om op de concrete tegenwerpingen en de argumenten van eiser tegen die tegenwerpingen in te gaan. Indien verweerder rekening houdt met het referentiekader en verweerder ten minste alle hierboven besproken omstandigheden hierbij betrekt zal verweerder, indien hij de gestelde seksuele gerichtheid wederom ongeloofwaardig acht en hierbij motiveert waarom aan eiser niet het voordeel van de twijfel kan worden gegund, moeten motiveren op welke wijze het referentiekader bij het bepalen van de bewijsdrempel van invloed is geweest.
De rechtbank acht het ook niet opportuun om thans de geloofwaardigheidsbeoordeling van het derde element te beoordelen. Indien verweerder immers niet alleen het eerste element, maar ook het tweede element geloofwaardig acht, zal verweerder, naar de rechtbank aanneemt, overgaan tot vergunningverlening. Eiser heeft ook beroep ingesteld tegen de oplegging van het terugkeerbesluit als onderdeel van de meeromvattende beschikking en het inreisverbod. De bespreking hiervan is pas aan de orde als verweerder deugdelijk zou motiveren dat eiser niet voor bescherming en vergunningverlening in aanmerking komt. De rechtbank ziet vooralsnog geen aanleiding om dit nu te bespreken.
29. De rechtbank overweegt voorts uitdrukkelijk dat aan de omstandigheid dat de uiterste overdrachtstermijn is verlengd en vervolgens is verlopen zonder dat het in rechte vaststaande overdrachtsbesluit is geëffectueerd, geen enkel gewicht toekomt bij de geloofwaardigheidsbeoordeling. Ook aan de eerdere procedure en het verblijf van eiser in Italië komt geen gewicht toe. Eiser heeft verklaard in Italië zijn seksuele geaardheid niet als asielmotief te hebben aangedragen. Verweerder kan dit niet tegenwerpen nu eiser heeft verklaard slachtoffer te zijn geweest van mensenhandel en in Italië opgesloten te zijn geweest. De Dublinprocedure is wel relevant indien verweerder overgaat tot vergunningverlening. De mogelijke verblijfsvergunning dient als ingangsdatum de datum van de eerste asielaanvraag in Nederland, 12 maart 2019, te krijgen. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 19 april 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:5570) en de bevestiging van deze uitspraak door de Afdeling op 27 maart 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1248).
30. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover dit een geloofwaardigheidsbeoordeling van de gestelde geaardheid bevat en zal verweerder opdragen opnieuw een geloofwaardigheidsbeoordeling te verrichten en daarbij deze uitspraak in acht te nemen. Gelet op het aanzienlijke tijdsverloop in deze procedure en om regie te kunnen blijven voeren, doet de rechtbank een tussenuitspraak. De rechtbank zal een termijn van zes weken bepalen om een aanvullend besluit te nemen omdat eiser niet aanvullend gehoord hoeft te worden. De rechtbank gaat ervan uit dat indien eiser actuele verklaringen van derden overlegt, verweerder deze verklaringen bij zijn nieuw te verrichten geloofwaardigheidsbeoordeling betrekt op de wijze die de rechtbank hiervoor uiteen heeft gezet. Nadat verweerder een aanvullend besluit heeft genomen, zal de rechtbank partijen informeren over de verdere voortgang van de procedure.
31. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. Dit betekent dat de rechtbank thans alle overige geschilpunten onbesproken laat.

Beslissing

De rechtbank:
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover verweerder hierin de gestelde homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig acht;
  • draagt verweerder op om binnen zes weken een aanvullend besluit te nemen en een nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling te verrichten met inachtneming van deze uitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan, met inbegrip van een beslissing op het beroep voor zover dit niet ziet op de beoordeling van de gestelde homoseksuele geaardheid.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.P.A. Jacobs - van Wijlick, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 13 september 2024.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. Hoger beroep kan worden ingesteld gelijktijdig met het hoger beroep tegen de einduitspraak.