ECLI:NL:RBDHA:2024:14638
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bestuursrechtelijke procedure. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier, welke door de Minister van Asiel en Migratie was afgewezen. Na het indienen van bezwaar heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Echter, op 28 februari 2024 heeft verzoekster een nieuwe aanvraag ingediend voor een verblijfdocument EU/EER, welke op 24 mei 2024 is ingewilligd. Hierdoor trok verzoekster haar verzoek om een voorlopige voorziening in en vroeg om een proceskostenveroordeling.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechter overwoog dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat de Minister niet tegemoet was gekomen aan het verzoek in deze procedure, maar in een andere procedure. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen basis was om de Minister te veroordelen in de proceskosten van verzoekster, en heeft het verzoek om proceskosten afgewezen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.