ECLI:NL:RBDHA:2024:14671
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening, intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering; rechtmatigheid van bewijs en inlichtingenverplichting
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2024, beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de herziening, intrekking en terugvordering van haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Eiseres, die sinds 8 november 2014 een bijstandsuitkering ontving, had haar recht op bijstand ingetrokken gekregen door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Dit gebeurde na een rechtmatigheidsonderzoek dat was ingesteld naar aanleiding van een melding over mogelijk inkomen uit een persoonsgebonden budget. Het college concludeerde dat eiseres niet haar hoofdverblijf op het uitkeringsadres had en dat zij haar inlichtingenverplichting had geschonden. Eiseres betwistte de rechtmatigheid van het bewijs dat door het college was verzameld, waaronder waarnemingen en het opvragen van bankafschriften.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs. De rechtbank stelde vast dat het college gerechtigd was om de onderzoeksbevindingen aan de besluiten ten grondslag te leggen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat zij haar hoofdverblijf op het uitkeringsadres had en dat het college terecht de bijstandsuitkering had herzien, ingetrokken en teruggevorderd. De rechtbank vernietigde echter enkele besluiten van het college omdat deze onbevoegd waren genomen en verklaarde de beroepen van eiseres gegrond. Eiseres kreeg recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel het college als de bijstandsontvanger in het kader van de inlichtingenverplichting en de rechtmatigheid van bewijsverzameling in bestuursrechtelijke procedures.