Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2024 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Den Haag. Hij verbleef toen in een zorginstelling in [plaats 1]. Voordat eiser in de zorginstelling werd opgenomen, ontving hij een daklozenuitkering van de gemeente [plaats 2]. Eiser heeft per 5 januari 2023 (in elk geval) niet meer verbleven in de zorginstelling en had per die datum een briefadres in [plaats 2]. Hij verbleef hoofdzakelijk in Den Haag, maar had geen eigen adres. Verweerder heeft bij primair besluit de bijstandsnorm van eiser per 5 januari 2023 gewijzigd naar de norm voor iemand zonder vaste woon- of verblijfplaats. Verweerder heeft eiser tevens een aanvullende verplichting opgelegd om actief naar eigen woonruimte te zoeken en om aangeboden woonruimte die passend is, te accepteren (hierna te noemen: verhuisplicht). Bij deze verplichting geldt dat verweerder de uitkering tijdelijk kan verlagen als eiser zich niet aan deze verplichting houdt. Verweerder heeft de verhuisplicht gehandhaafd in het bestreden besluit op de grond dat hij bevoegd is deze verplichting op te leggen op basis van artikel 55 van de Pw. Met de verplichting om woonruimte te zoeken, wordt beoogd een stabiele situatie te bereiken waarin een vervolgtraject met eiser kan worden opgezet, zodat hij uiteindelijk kan toewerken naar een situatie waarin hij kan voorzien in zijn eigen levensonderhoud. De verplichting is doelmatig en wordt op de situatie van eiser afgestemd.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.Y. Al-Qaq, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2024.