Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Zicht op uitzetting en voortvarendheid
Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in de zaken NL24.8428 en NL24.8517. Eiser, een man van Tunesische nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat hem door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is opgelegd. De staatssecretaris heeft op 3 maart 2024 een terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring opgelegd, waarbij Algerije en Marokko zijn toegevoegd aan het terugkeerbesluit. Eiser betwist de toevoeging van deze landen en stelt dat hij de Tunesische nationaliteit heeft. Tijdens de zitting op 11 maart 2024 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is de zaak behandeld.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom Algerije en Marokko zijn toegevoegd aan het terugkeerbesluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zicht op uitzetting naar deze landen bestaat en dat de staatssecretaris voortvarend heeft gehandeld. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en geoordeeld dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. Eiser heeft niet aangetoond dat hij daadwerkelijk de Tunesische nationaliteit heeft, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beroepen zijn ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.