ECLI:NL:RBDHA:2024:14815

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
NL24.31769
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring en uitlezen van de telefoon in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser, een Algerijnse vreemdeling, was opgelegd door de Minister van Migratie en Asiel. De maatregel was gebaseerd op artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de minister stelde dat de bewaring noodzakelijk was voor het vaststellen van de identiteit en nationaliteit van eiser en voor het verkrijgen van gegevens voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. Eiser betwistte de rechtmatigheid van de maatregel, met name omdat zijn telefoon zonder toestemming was uitgelezen. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de maatregel van bewaring rechtmatig was. De rechtbank oordeelde dat de zware grond onder 3a, dat eiser Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, feitelijk juist en voldoende gemotiveerd was. Eiser had eerder zonder geldig paspoort Nederland ingekomen en had zich aan het toezicht onttrokken. De rechtbank heeft ook ambtshalve getoetst of de maatregel op enig moment onrechtmatig was, maar kwam tot de conclusie dat dit niet het geval was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 augustus 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31769
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S.L. Sarin),

en
de Minister van Migratie en Asiel, de minister (gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Procesverloop

Bij besluit van 11 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 19 augustus 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Tribak. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of de bewaring van eiser rechtmatig is.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1999] .
Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring
2. Eiser stelt dat de maatregel onrechtmatig is, omdat zijn telefoon is uitgelezen zonder zijn toestemming. In het dossier zitten foto’s van de telefoon van eiser (processtuk 4). Eiser heeft aangegeven geen toestemming te hebben gegeven voor het uitlezen van zijn telefoon. Eiser verwijst hierbij naar de uitspraak van 3 april 2024 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2024:1387) (de Afdeling), waarin is geoordeeld dat het uitlezen van een telefoon, voor de bewaringsprocedure, zonder toestemming van de vreemdeling een schending is van grondrechten en de maatregel van bewaring onrechtmatig maakt.
3. De rechtbank overweegt als volgt. In de door eiser aangehaalde uitspraak van de Afdeling gaat het om de situatie dat met toepassing van artikel 59, achtste lid, van de Vw 2000 in het kader van de vreemdelingenbewaring zonder toestemming een telefoon is onderzocht. In het geval van eiser is niet gebleken dat hiervan sprake is.
Het screenshot van de telefoon in het dossier van eiser dateert van januari 2024 en is kennelijk in het kader van de toen lopende asielprocedure van eiser gemaakt. Anders dan uit de verklaring van eiser op de zitting blijkt uit niets dat dit screenshot onrechtmatig zou zijn verkregen. Verder overweegt de rechtbank dat een eventuele onrechtmatigheid op dit punt in de asielprocedure niet zonder meer doorwerkt in de bewaringsprocedure. De inhoud van het screenshot is ook niet aan de huidige maatregel van bewaring ten grondslag gelegd. Niet is gebleken dat dit stuk onrechtmatig is verkregen en/of onrechtmatig is gebruikt in de huidige bewaringsprocedure. In het geval van eiser is er naar het oordeel van de rechtbank daarom geen reden om de maatregel vanwege een grondrechtenschending onrechtmatig te achten De beroepsgrond slaagt niet.
Gronden van de maatregel van bewaring
4. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser en met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat; 3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld; 4f. arbeid heeft verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen.
5. Eiser betwist alleen de zware grond onder 3a. Eiser stelt daartoe dat hij in het kader van de Dublinverordening aan Nederland is overgedragen en dus wel rechtmatig is binnengekomen.
6. De rechtbank is, anders dan eiser, van oordeel dat de zware grond onder 3a feitelijk juist en voldoende gemotiveerd is. Eiser is eerder niet op de voorgeschreven wijze Nederland ingekomen. De eerste registratie van eiser in Nederland dateert van 14 januari 2024 en hij is toen zonder geldig paspoort en/of visum Nederland ingereisd. In mei 2024 is hij met onbekende bestemming uit Nederland vertrokken. Eiser heeft verder verklaard dat hij in 2019 uit Algerije is vertrokken en illegaal Spanje is ingereisd. Dat eiser nu op grond
van de Dublinverordening weer in Nederland is ingekomen, doet aan de feitelijke juistheid van de zware grond onder 3a niet af. De beroepsgrond slaagt niet.
7. De overige zware gronden zijn niet door eiser betwist en de rechtbank is van oordeel dat ook deze feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn. De zware gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
8. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van R.A. Oelen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 augustus 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.