In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. Verzoekster, die in beroep is gegaan tegen het niet tijdig beslissen van de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf, heeft de rechtbank verzocht om de minister te veroordelen in de proceskosten. De minister heeft op 27 mei 2024 alsnog een beslissing genomen op de aanvraag van verzoekster, waarna zij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft ingetrokken.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van verzoekster van licht gewicht is, aangezien het enkel gaat om de vraag of de beslistermijn is overschreden. De rechtbank heeft besloten dat de minister het door verzoekster betaalde griffierecht van € 187,- moet vergoeden en heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 437,50. De kosten zijn vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van D.D. Bijlhout, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 19 augustus 2024. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. Verzoekster heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.