ECLI:NL:RBDHA:2024:14840

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
NL24.19732
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep van verzoeker tegen het niet-tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn asielaanvraag. Verzoeker heeft op 7 mei 2024 beroep ingesteld omdat de minister niet tijdig had beslist. Na het indienen van het beroep heeft de minister alsnog een beslissing genomen op de aanvraag, waarna verzoeker het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een besluit te nemen, maar dat dit niet betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank oordeelt dat het procesbelang van verzoeker blijft bestaan, ook al was er een eerder opgelegde dwangsom die nog niet volledig was verbeurd.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank oordeelt dat het beroep van verzoeker van licht gewicht is, omdat het enkel gaat om de vraag of de beslistermijn is overschreden. De minister is veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot het genoemde bedrag. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 19 augustus 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.19732
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek), en
de Minister van Asiel en Migratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. De minister heeft gereageerd op dit verzoek.
Overwegingen
1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.¹ Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen.²
3. Verzoeker is op 7 mei 2024 in beroep gegaan, omdat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag. Op 7 mei 2024 heeft de minister alsnog een beslissing genomen op zijn aanvraag. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om de minister te veroordelen in de proceskosten.
4. De rechtbank stelt vast dat de minister aan verzoeker tegemoet is gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een besluit op de aanvraag te nemen. De minister stelt in het verweerschrift van 17 juli 2024 dat de dwangsom die de minister was opgelegd in de uitspraak van 21 februari 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:2177) ten tijde van het indienen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit nog niet volledig was verbeurd, waardoor het beroep niet- ontvankelijk is. Dit verweer slaagt niet. In de uitspraak van 15 juni 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) geoordeeld dat bij een beroep
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
tegen het niet tijdig nemen van een besluit, procesbelang in beginsel blijft bestaan zolang er nog geen besluit is, ook als een eerder opgelegde dwangsom nog niet volledig is verbeurd.³ De rechtbank veroordeelt de minister daarom in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
5. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat het ingestelde beroep van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van D.D. Bijlhout, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 augustus 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.