Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres](V-nummer: [V-nummer] );
[eiser 2](V-nummer: [V-nummer] )
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, is het beroep van eisers tegen de minister van Asiel en Migratie niet-ontvankelijk verklaard. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. E. Berger, hadden een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar de minister had niet tijdig beslist op deze aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling.
De rechtbank overweegt dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, een betrokkene een bestuursorgaan schriftelijk moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog op de aanvraag moet worden beslist, voordat beroep kan worden ingesteld. Eisers hadden hun asielaanvraag op 10 november 2023 ingediend, en de beslistermijnen waren verlengd door het besluit WBV 2023/3, dat op 27 januari 2023 in werking is getreden. Dit besluit verlengt de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024 met negen maanden.
De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van eisers op 14 mei 2024 te vroeg is ingediend, omdat de beslistermijn door de WBV 2023/3 was verlengd tot uiterlijk 10 februari 2025. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door de minister. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en bekendgemaakt op 22 augustus 2024.