In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiser heeft beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de ingebrekestelling die eiser heeft ingediend prematuur was. Dit betekent dat de termijn voor het beslissen op de aanvraag nog niet was verstreken op het moment dat eiser zijn ingebrekestelling indiende. De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvraag van eiser op 5 maart 2023 is ingediend, en dat de beslistermijn, die is verlengd door het besluit WBV 2023/3, nog niet was verstreken op het moment van de ingebrekestelling op 22 mei 2024.
De rechtbank heeft partijen gevraagd of een zitting nodig was, maar omdat er geen verzoek om een zitting is gedaan, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder verdere behandeling. De rechtbank concludeert dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en griffier D.D. Bijlhout, en is openbaar gemaakt op 19 augustus 2024.