ECLI:NL:RBDHA:2024:14960

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
NL24.17289
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op mvv aanvraag nareis

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, die stelt dat de Minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eiseres heeft op 27 juli 2023 haar aanvraag ingediend, maar de Minister heeft niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen beslist. Eiseres heeft de Minister op 3 februari 2024 in gebreke gesteld, waarna zij beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat de Minister in gebreke is gebleven.

De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank wijst het verzoek van de Minister om het beroep aan te houden af, omdat dit indruist tegen de aard van het beroep tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank bepaalt dat de Minister binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Indien de Minister besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijn, met een maximum van € 7.500,-.

Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 437,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt de Minister op om binnen de gestelde termijn een besluit op de aanvraag bekend te maken.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.17289
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. C.G.J.M. Lucassen), en
de Minister van Asiel en Migratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. A. Salim).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen. Eiseres heeft voldoende aangetoond dat zij aan de voorwaarden voor deze vrijstelling voldoet. De rechtbank verleent eiseres daarom vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen.
3. Verweerder hanteert vanaf 15 januari 2024 in nareiszaken het first-in first-out (fifo)- principe. Deze nieuwe werkwijze impliceert dat verweerder de aanvraag van eiser naar verwachting in december 2024 in behandeling zal nemen. Tegen deze achtergrond verzoekt verweerder primair om het beroep van eiseres tot dat moment aan te houden. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat de aard van een beroep tegen het niet-tijdig beslissen zich in beginsel tegen een aanhouding verzet. Een aanhouding van de behandeling van het beroep neemt namelijk voor verweerder de prikkel weg om voortvarend tot een beslissing te
1. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
komen.
4. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.2 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.3
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
5. Eiseres heeft op 27 juli 2023 haar aanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag op dezelfde datum ontvangen. Verweerder moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen.4 Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd. Eiseres heeft verweerder op 3 februari 2024 in gebreke gesteld. Dit is na het verstrijken van de beslistermijn. Ook heeft eiseres meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep in gesteld. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend. Het beroep is gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.5 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank een andere termijn opleggen.6
7. In de uitspraak van 17 maart 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat bij nareisaanvragen sprake is van zo'n bijzonder geval.7 De rechtbank ziet geen reden om daar in deze uitspraak anders over te oordelen. Ook heeft de rechtbank in die uitspraak uitgangspunten geformuleerd voor het opleggen van een passende beslistermijn. De rechtbank zal deze uitgangspunten ook in deze zaak toepassen.
8. Verweerder heeft op 8 juli 2024 een verweerschrift ingediend waarin enkel wordt ingegaan op algemene aspecten over het werken volgens het fifo-principe. De stand van zaken in het dossier van eiseres is dus onduidelijk. De rechtbank vindt het passend om te bepalen dat verweerder binnen een termijn van acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen. Dit ligt anders als verweerder binnen die termijn besluit tot nader onderzoek en dat schriftelijk aan eiseres meedeelt. In dat geval moet het besluit binnen twintig weken na verzending van deze uitspraak bekend worden gemaakt.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
9. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.8 De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals verweerder heeft gevraagd, per dag een dwangsom van € 50,- vast te stellen.
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4 Artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).0
5 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
8 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb,
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder binnen de onder 8 genoemde termijn alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien binnen die termijn wordt besloten dat nader onderzoek moet plaatsvinden en dat aan eiseres schriftelijk is meegedeeld, dan moet het besluit binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak bekend worden gemaakt;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
02 augustus 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.