In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor wijziging van de beperking van haar verblijfsvergunning. Eiseres had verzocht om haar verblijfsvergunning, die was gekoppeld aan haar overleden echtgenoot [A], te wijzigen naar 'niet-tijdelijk humanitair voortgezet verblijf'. De rechtbank constateert dat de aanvraag door verweerder is afgewezen op basis van het mvv-vereiste, waarbij eiseres niet in aanmerking komt voor vrijstelling op medische gronden of op basis van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat zij niet kan terugkeren naar Marokko, waar zij eerder heeft gewoond en waar zij nog familie heeft. De rechtbank wijst erop dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt, gezien de korte periode van rechtmatig verblijf en het ontbreken van bewijs voor haar medische situatie. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om vrijstelling van griffierecht en om een voorlopige voorziening af.