ECLI:NL:RBDHA:2024:14975

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
NL24.923
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag wijziging verblijfsvergunning na overlijden partner

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor wijziging van de beperking van haar verblijfsvergunning. Eiseres had verzocht om haar verblijfsvergunning, die was gekoppeld aan haar overleden echtgenoot [A], te wijzigen naar 'niet-tijdelijk humanitair voortgezet verblijf'. De rechtbank constateert dat de aanvraag door verweerder is afgewezen op basis van het mvv-vereiste, waarbij eiseres niet in aanmerking komt voor vrijstelling op medische gronden of op basis van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat zij niet kan terugkeren naar Marokko, waar zij eerder heeft gewoond en waar zij nog familie heeft. De rechtbank wijst erop dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt, gezien de korte periode van rechtmatig verblijf en het ontbreken van bewijs voor haar medische situatie. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om vrijstelling van griffierecht en om een voorlopige voorziening af.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.923
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. J.M. Walther),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor wijziging van de beperking van haar verblijfsvergunning voor het doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ’ naar ‘niet-tijdelijk humanitair voortgezet verblijf na overlijden familielid’.
2. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 7 juli 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 december 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
3. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. Eiseres heeft op 10 mei 2024 en op 22 mei 2024 aanvullende stukken ingediend.
5. De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep1, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, mr. F. kelder als kantoorgenoot van mr.
J.M. Walther, de gemachtigde van verweerder en A. Ben Mohammed als tolk. Tevens zijn op zitting als informanten verschenen: [B] , [C] en [D] .

Totstandkoming van het besluit

6. Eiseres is eerder getrouwd geweest met [A] ( [A] ). [A] heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij had kinderen uit een eerdere relatie. Het huwelijk tussen [A] en eiseres heeft geen stand gehouden. Omdat [A] ziek en hulpbehoevend werd, is eiseres op verzoek van [A] en zijn kinderen opnieuw met hem in het huwelijk getreden. Eiseres is vanuit Marokko naar Nederland gekomen om hier voor
1. Zaak NL24.924
[A] te zorgen. Zij beschikte met ingang van 10 januari 2019 over een verblijfsvergunning regulier onder de beperking “verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ”. Deze vergunning was geldig tot 10 januari 2024.
7. Op 3 februari 2020 heeft [A] aan verweerder meegedeeld dat de relatie tussen hem en eiseres was verbroken en dat eiseres de echtelijke woning had verlaten. Bij besluit van 10 maart 2020 heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiseres ingetrokken met ingang van 3 februari 2020. Daarbij heeft verweerder eiseres aangezegd om Nederland binnen vier weken te verlaten. Dit besluit staat inmiddels in rechte vast.
8. Op 7 augustus 2020 heeft eiseres een aanvraag ingediend tot wijziging van de beperking van haar verblijfsvergunning naar “niet-tijdelijke humanitaire gronden”, waarbij een beroep is gedaan op het beleid ter zake huiselijk geweld2. Bij besluit van 26 augustus 2020 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Later heeft eiseres vernomen dat [A] op [overlijdensdatum] 2020 is overleden. Bij besluit van 16 november 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft eiseres erop gewezen dat zij nog steeds verplicht is om Nederland te verlaten. Op 20 november 2020 heeft eiseres daartegen beroep ingesteld. Dit beroep is bij uitspraak van 24 juni 2021 van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht3, gegrond verklaard waarbij bepaald is dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 16 november 2020 in stand blijven.
9. Op 8 maart 2023 heeft eiseres een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor het verblijfsdoel ‘humanitair niet-tijdelijk’ ingediend. Zij wil haar verblijfsdoel wijzigen omdat haar echtgenoot [A] is overleden.

Beoordeling door de rechtbank

Vrijstelling griffierecht
10. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van zijn beroep wegens betalingsonmacht. Eiseres heeft aannemelijk gemaakt dat zij niet over voldoende inkomsten of vermogen beschikt om het verschuldigde bedrag aan griffierecht te betalen
.Het beroep op betalingsonmacht slaagt. Eiseres wordt in deze procedure daarom vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
Beoordeling beroep
11. De rechtbank beoordeelt de vraag of verweerder de aanvraag van eiseres voor het wijzigen van het doel van een verblijfsvergunning heeft mogen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
12. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
13. Verweerder heeft aan de afwijzing van de aanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres heeft haar aanvraag niet binnen twee jaar na afloop van haar
2 zoals dat is uitgewerkt in B9/8.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc)
verblijfsvergunning ingediend. Deze termijnoverschrijding is niet verschoonbaar. Daarom moet eiseres in het bezit zijn van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij op grond van de regels in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste4. Niet is gebleken, dan wel aangetoond dat het vanwege haar gezondheid niet verantwoord is om te reizen. Evenmin is sprake van strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)5. De verblijfsvergunning van eiseres voor verblijf bij [A] , geldig vanaf 10 januari 2019, is ingetrokken met ingang van 3 februari 2020 vanwege het verbreken van de relatie met [A] . [A] is overleden op [overlijdensdatum] 2020. De door eiseres aangevoerde feiten en omstandigheden en de gegevens die in haar dossier bekend zijn leiden – ook in onderlinge samenhang bezien – niet tot vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van de hardheidsclausule. Er is geen aanleiding wegens bijzondere omstandigheden af te wijken van de beleidsregels in de Vreemdelingenciculaire (Vc) en de aanvraag toch in te willigen6.
14. Ter zitting is komen vast te staan dat verweerder aan eiseres terecht het mvv- vereiste heeft tegengeworpen. Tussen partijen is in geschil of eiseres in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 3.71 van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
15. In artikel 17 van de Vreemdelingenwet (Vw), artikel 3.71 van het
Vb en paragraaf B1/4. l van de Vc staan regels over de vrijstelling van het mvv-vereiste.
Vrijstelling van het mvv-vereiste
Medische redenen
16. Eiseres voert allereerst aan dat verweerder haar ten onrechte niet heeft vrijgesteld van het mvv-vereiste wegens medische redenen. In bezwaar is door eiseres aangevoerd dat zij diverse gezondheidsklachten heeft. Zo is zij vier keer geopereerd aan rug, buik en schouder. Ook heeft zij daartoe stukken overgelegd. In beroep overlegt zij een overzicht van de huisarts waaruit blijkt dat zij buikklachten heeft, een hernia, ijzergebrek en psychische klachten. De omstandigheid dat zij in Nederland (nog) voor zichzelf kan zorgen brengt niet met zich mee dat het medisch verantwoord is te achten dat zij terugkeert naar Marokko. Daar heeft zij geen professioneel en sociaal netwerk waar zij een beroep op kan doen. Zij is in lichamelijk, psychisch en sociaal opzicht kwetsbaar te achten en zal zich niet meer kunnen handhaven in Marokko. Verweerder heeft nagelaten om in deze zaak advies te vragen aan het Bureau medische advisering (BMA) omtrent de gezondheidsklachten van eiseres, de behandeling ervan en de vraag of het verantwoord is te achten dat zij terugkeert naar Marokko. Het bestreden besluit is in zoverre niet zorgvuldig voorbereid.
16. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van haar medische situatie. De rechtbank stelt vast dat eiseres in beroep een overzicht van de huisarts heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij de huisarts regelmatig bezoekt en dat zij medicijnen voorgeschreven krijgt. Eiseres staat niet onder medische behandeling. Er bestond daarom voor verweerder geen aanleiding om advies te vragen aan het BMA. De op
4 Artikel 17 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), artikel 3.71 van het Vreemdelingenbesluit en paragraaf B1/4.1 van de Vc
5 Paragraaf B7/3.8 en B9/14 van de Vc
6 artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.
22 mei 2024 overgelegde medische stukken van de huisarts geven hiertoe ook geen aanleiding, omdat hieruit eveneens niet blijkt dat zij onder medische behandeling staat.
Artikel 8 EVRM en hardheidsclausule
18. Eiseres voert aan dat zij van 10 januari 2019 tot en met 3 februari 2020 in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning voor het doel “verblijf als familie- of gezinslid bij
[A] ”. In dit kader voert zij aan dat er strikt genomen geen sprake was van een (keuze tot) verbreking van de relatie met [A] , noch van de kant van eiseres, noch van haar inmiddels overleden echtgenoot. Eiseres is voor het overlijden van haar echtgenoot uit huis gezet en dit was niet haar keuze. Dit had voornamelijk te maken met de dreiging die uitging en het huiselijk geweld van de kant van de stiefkinderen van eiseres. In dit kader doet eiseres een beroep op artikel 3.51, eerste lid, onder c, van het Vb. Op grond van dit artikel geldt geen woon- en verblijftermijn indien de referent waarvan de houder van een verblijfsvergunning afhankelijk is komt te overlijden. Dit brengt mee dat eiseres aanspraak maakte op voortgezette toelating vanwege het overlijden van de referent. Hoewel moet worden toegegeven dat de rechtbank in de uitspraak van 24 juni 2021 heeft overwogen dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij het slachtoffer is geweest van huiselijk geweld en evenmin aannemelijk is gemaakt dat om die reden de relatie met de referent is verbroken, moet worden aangenomen dat er ten minste aanwijzingen zijn dat hiervan sprake is geweest. Deze feiten en omstandigheden dienen dan ook mede beoordeeld worden bij de vraag of er aanleiding is om toepassing te geven aan de hardheidsclausule. Verder moet worden benadrukt dat eiseres verstandelijk beperkt en analfabete is. Ze kan haar belangen niet naar behoren behartigen en is in sterke mate afhankelijk van het sociale en professionele netwerk dat zij in Nederland heeft. Eiseres verwijst wat dit betreft ook naar de casusbeschrijving van het buurtteam [.] [..] van 6 oktober 2023. Voorts heeft zij in Marokko geen familieleden meer die haar kunnen opvangen. Haar eerste man en zoon zijn overleden. Ze heeft een zwaar gehandicapte zus in Marokko. Vanwege haar psychische en lichamelijke kwetsbaarheid kan van haar in redelijkheid niet meer worden gevergd dat ze terugkeert naar Marokko. Bovendien dient zwaarwegende betekenis worden toegekend aan de omstandigheid dat eiseres inmiddels reeds gedurende vijf jaar merendeels rechtmatig in Nederland heeft gewoond en hier privéleven heeft opgebouwd.
19. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres niet wordt vrijgesteld van het mvv-vereiste wegens strijd met haar privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft de belangenafweging in dit kader in het nadeel van eiseres mogen laten uitvallen. Eiseres heeft weliswaar gedurende dertien maanden rechtmatig verblijf gehad in Nederland, maar deze periode is relatief kort zodat dit niet maakt dat de belangenafweging alsnog in het voordeel van eiseres zou moeten uitvallen. De rechtbank stelt voorts vast dat in de reeds eerder genoemde uitspraak van 24 juni 2021 van deze rechtbank – anders dan wat eiseres in haar gronden van beroep betoogt – in rechte vast is komen te staan dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij slachtoffer is geworden van huiselijk geweld. Voorts heeft eiseres niet met (medische) stukken onderbouwd dat zij licht verstandelijk beperkt en analfabeet is. Een verklaring van het Buurtteam [.] [..] van 6 oktober 2023 is daartoe onvoldoende. Eiseres heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij zich niet opnieuw in Marokko zou kunnen vestigen. Vaststaat dat eiseres tot 2019 in Marokko heeft gewoond, waardoor er vanuit mag worden gegaan dat eiseres in Marokko ook nog privéleven heeft of kan opbouwen. Ook onderhoudt eiseres wekelijks contact met haar zus die in Marokko woont. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eiseres niet heeft onderbouwd dat zij
niet door haar zus in Marokko kan worden opgevangen en is de periode van een jaar en een maand dat eiseres in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning ook al meegenomen bij de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM. Dat eiseres ook een bepaalde periode procedureel rechtmatig verblijf heeft gehad, maakt niet dat sprake moet zijn van toepassing van de hardheidsclausule. De omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd leveren derhalve geen grond op dat in redelijkheid niet van eiseres kan worden verlangd om terug te keren naar Marokko en aldaar een mvv aan te vragen.

Conclusie en gevolgen

20. Het beroep is ongegrond. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk - Salomons, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
29 augustus 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.