ECLI:NL:RBDHA:2024:1507

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
NL23.37297
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis

In deze zaak hebben eisers, allen van Syrische nationaliteit, op 10 november 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij hun referent. Na een periode van inactiviteit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, hebben eisers op 5 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak op 31 augustus 2023 het beroep gegrond verklaard en de Staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen. Echter, op 27 november 2023 hebben eisers opnieuw beroep ingesteld omdat er wederom geen besluit was genomen.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat er geen termijn is verbonden aan het indienen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris niet binnen de gestelde termijn heeft beslist en dat er inmiddels een dwangsom van € 7.500 is opgebouwd. De rechtbank heeft de Staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 200 per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, en de Staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens zijn de proceskosten van eisers vastgesteld op € 437,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37297

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] ,

geboren op [geboortedatum 1] ,
V-nummer: [nummer 1]
[naam 2],
geboren op [geboortedatum 2] ,
V-nummer: [nummer 2]
[naam 3],
geboren op [geboortedatum 3] ,
V-nummer: [nummer 3]
[naam 4],
geboren op [geboortedatum 4] ,
V-nummer: [nummer 4]
[naam 5],
geboren op [geboortedatum 5] ,
V-nummer: [nummer 5]
[naam 6],
geboren op [geboortedatum 6] ,
V-nummer: [nummer 6]
[naam 7],
geboren op [geboortedatum 7] ,
V-nummer: [nummer 7]
[naam 8],
geboren op [geboortedatum 8] ,
V-nummer: [nummer 8]
allen van Syrische nationaliteit,
hierna te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. H. Postma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben op 10 november 2022 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 9] (referent) in het kader van nareis.
Bij brief van 24 mei 2023 hebben eisers verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Eisers hebben vervolgens op 5 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Bij uitspraak van 31 augustus 2023 heeft deze rechtbank het beroep van eisers gegrond verklaard (NL23.19551). De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken een besluit op de aanvraag bekend te maken.
Op 27 november 2023 hebben eisers wederom een beroep ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
3. Op grond van artikel 6:12, eerste lid, van de Awb is het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden.
4. Op grond van het tweede lid van artikel 6:12 van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
5. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 maart 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:673), volgt dat wanneer de wettelijke termijn voor het nemen van een besluit is verstreken, in beginsel een ingebrekestelling is vereist in het geval dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit (voor de eerste maal) beroep wordt ingesteld bij de bestuursrechter. Uit voornoemde uitspraak volgt ook dat wanneer de bestuursrechter een termijn heeft gesteld en het bestuursorgaan zich, in weerwil van het gezag van deze rechterlijke uitspraak, daaraan niet houdt, een nieuwe ingebrekestelling niet is vereist.
6. In de eerder hiervoor genoemde uitspraak van 31 augustus 2023 van deze rechtbank (zie procesverloop) heeft de rechtbank aan verweerder een concrete beslistermijn van acht weken gegeven, waarbinnen hij het besluit bekend moet maken. Verweerder heeft hieraan niet voldaan. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
7. De rechtbank hecht er aan om het volgende op te merken. Zoals hiervoor onder 6. is vastgesteld, heeft verweerder niet binnen de eerder door de rechtbank gegeven termijn beslist. Inmiddels is de aan die uitspraak verbonden rechterlijke dwangsom van € 7.500 belopen. Verder zijn wederom meerdere maanden verstreken en verweerder heeft nog geen besluit op de aanvraag van eisers bekend gemaakt. Het is de rechtbank zelfs niet bekend of verweerder (al) enige activiteit heeft ondernomen. De rechtbank acht deze gang van zaken ontluisterend en ziet dan ook geen aanleiding om af te wijken van de in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb genoemde beslistermijn van twee weken waarbinnen verweerder een besluit bekend dient te maken.
8. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 200,-- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,--;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.