Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Beslissing
- bepaalt dat de minister het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G.J. Dijkman, heeft een verzoek ingediend om vergoeding van haar proceskosten. De zaak betreft een beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op de aanvraag van verzoekster voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als 'EU langdurig ingezetene'. Verzoekster heeft op 30 mei 2024 beroep ingesteld omdat de minister niet tijdig op haar aanvraag had beslist. Op 20 juni 2024 heeft de minister alsnog een beslissing genomen, waarna verzoekster het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van verzoekster van licht gewicht is, aangezien het enkel gaat om de vraag of de beslistermijn is overschreden. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister aan verzoekster tegemoet is gekomen door alsnog een besluit te nemen, maar heeft de minister wel veroordeeld in de proceskosten van verzoekster. De proceskosten zijn vastgesteld op € 437,50, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de minister het door verzoekster betaalde griffierecht van € 187,- moet vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier D.D. Bijlhout, en is openbaar uitgesproken. Verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.