In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser beoordeeld dat is ingediend na een eerdere uitspraak van 19 januari 2024. In die uitspraak werd verweerder opgedragen om binnen een bepaalde termijn te beslissen op de nareisaanvraag van eiser. Eiser stelt dat verweerder deze termijn heeft overschreden en heeft daarom beroep ingesteld. De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en heeft het onderzoek gesloten.
De rechtbank oordeelt dat verweerder sinds 15 januari 2024 het first-in first-out (fifo)-principe hanteert voor nareiszaken. Verweerder had verzocht om aanhouding van het beroep totdat de zaken behandeld zouden worden, maar de rechtbank wijst dit verzoek af. De rechtbank stelt vast dat het beroep terecht is ingediend, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen en legt een dwangsom op van € 200,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het door hem betaalde griffierecht van € 187,- moet ook worden vergoed. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 4 september 2024.