ECLI:NL:RBDHA:2024:15242
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel na vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 september 2024 uitspraak gedaan over het beroep van eiser, een vreemdeling die een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag was door de minister van Asiel en Migratie op 18 juli 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar tijdens de zitting op 5 september 2024 bleek dat eiser per 13 augustus 2024 met onbekende bestemming was vertrokken en dat zijn gemachtigde, mr. F.S. Boedhoe, geen contact meer had met hem. De rechtbank heeft de gemachtigde verzocht om informatie over het verblijf van eiser, maar deze kon geen details verstrekken. De rechtbank overwoog dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de autoriteiten te informeren over zijn verblijf, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Aangezien eiser geen contact meer had met zijn gemachtigde en er geen bewijs was dat hij nog in Nederland verbleef, concludeerde de rechtbank dat eiser geen rechtens te beschermen belang had bij een beoordeling van het bestreden besluit. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was.