ECLI:NL:RBDHA:2024:1525
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag na vertrek met onbekende bestemming
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het buiten behandeling stellen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, heeft op 25 oktober 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 22 december 2023 buiten behandeling gesteld, omdat eiser op 5 november 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft op 6 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar de gemachtigde van eiser zich had afgemeld.
De rechtbank overweegt dat eiser geen procesbelang meer heeft bij het beroep, aangezien hij met onbekende bestemming is vertrokken en zijn gemachtigde geen contact meer met hem kan krijgen. Volgens vaste rechtspraak wordt aangenomen dat een vreemdeling die zonder toestemming vertrekt, geen prijs meer stelt op de bescherming die hij in Nederland heeft gezocht. De rechtbank concludeert dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn asielaanvraag en het opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door rechter S. Ketelaars - Mast, in aanwezigheid van griffier M.C. Drenten - Boon, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.