ECLI:NL:RBDHA:2024:1527
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag na vertrek met onbekende bestemming
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het buiten behandeling stellen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, heeft op 24 oktober 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 22 december 2023 buiten behandeling gesteld, omdat eiser op 2 november 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft op 6 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar de gemachtigde van eiser zich had afgemeld.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, in beginsel geen prijs meer stelt op de bescherming die hij in Nederland heeft gezocht. Dit geldt tenzij de vreemdeling kan aantonen dat hij nog contact heeft met zijn gemachtigde en dat hij nog steeds prijs stelt op deze bescherming. In dit geval heeft de gemachtigde van eiser bevestigd dat hij geen contact meer kan krijgen met eiser en niet weet waar hij verblijft. Hierdoor concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep.
De rechtbank oordeelt dat eiser ook geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het terugkeerbesluit en het inreisverbod, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij nog in Nederland verblijft of contact heeft met zijn gemachtigde. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en kent geen proceskostenvergoeding toe aan eiser. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.