ECLI:NL:RBDHA:2024:15386

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
NL24.7313
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep asielaanvraag wegens prematuur indienen van ingebrekestelling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig had beslist op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Eiser had op 28 oktober 2022 zijn asielaanvraag ingediend, maar verweerder had op 29 april 2022 Letland verzocht om eiser terug te nemen op basis van de Dublinverordening. Letland heeft dit verzoek op 6 mei 2022 geaccepteerd. Op 9 november 2022 heeft verweerder echter laten weten dat de aanvraag alsnog in de nationale procedure zou worden behandeld, waardoor verweerder verantwoordelijk werd voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor de aanvraag was verlengd met negen maanden op basis van het besluit WBV 2022/22, dat op 27 september 2022 van kracht werd. Dit betekende dat verweerder uiterlijk op 9 februari 2024 op de aanvraag moest beslissen. Eiser heeft op 1 februari 2024 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat deze prematuur was, omdat de termijn om te beslissen nog niet was verstreken. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder.

De rechtbank heeft het beroep van eiser dan ook niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en is op 7 juni 2024 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.7313
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. C.C. Smit),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.¹
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.²
3. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van de Vw, in beginsel zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven.
4. In artikel 42, zesde lid, van de Vw is bepaald dat, indien in het kader van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw wordt onderzocht of de aanvraag op grond van artikel 30 van de Vw niet in
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
behandeling dient te worden genomen, de termijn bedoeld in het eerste lid van artikel 42 van de Vw aanvangt op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek.
5. Eiser heeft op 28 oktober 2022 zijn asielaanvraag in Nederland ingediend. Op 29 april 2022 heeft verweerder Letland verzocht eiser op grond van artikel 18, eerste lid onder b, van de Dublinverordening terug te nemen. De autoriteiten van Letland hebben dit verzoek geaccepteerd op 6 mei 2022. Op 9 november 2022 heeft verweerder laten weten dat de aanvraag alsnog in de nationale procedure zal worden behandeld. De rechtbank stelt vast dat verweerder per 9 november 2022 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Dat betekent dat verweerder met toepassing van artikel 42, eerste lid, van de Vw in beginsel uiterlijk op 9 mei 2023 op de aanvraag had moeten beslissen.
6. Sinds 27 september 2022 is echter het besluit met kenmerk WBV 2022/22 van kracht.³ Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken met negen maanden zijn verlengd. Dit geldt ook voor asielaanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2023. De asielaanvraag van eiser valt onder het toepassingsbereik van dit besluit. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 9 februari 2024 op de aanvraag moet beslissen. De termijn om te beslissen op zijn aanvraag was daarom nog niet verstreken toen eiser de ingebrekestelling op 1 februari 2024 (door verweerder ontvangen op 2 februari 2024) indiende bij verweerder. De ingebrekestelling is daarmee prematuur. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van I. Abdilahi, griffier.
3 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 juni 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.