ECLI:NL:RBDHA:2024:15386
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep asielaanvraag wegens prematuur indienen van ingebrekestelling
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig had beslist op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Eiser had op 28 oktober 2022 zijn asielaanvraag ingediend, maar verweerder had op 29 april 2022 Letland verzocht om eiser terug te nemen op basis van de Dublinverordening. Letland heeft dit verzoek op 6 mei 2022 geaccepteerd. Op 9 november 2022 heeft verweerder echter laten weten dat de aanvraag alsnog in de nationale procedure zou worden behandeld, waardoor verweerder verantwoordelijk werd voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor de aanvraag was verlengd met negen maanden op basis van het besluit WBV 2022/22, dat op 27 september 2022 van kracht werd. Dit betekende dat verweerder uiterlijk op 9 februari 2024 op de aanvraag moest beslissen. Eiser heeft op 1 februari 2024 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat deze prematuur was, omdat de termijn om te beslissen nog niet was verstreken. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder.
De rechtbank heeft het beroep van eiser dan ook niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en is op 7 juni 2024 openbaar gemaakt.