ECLI:NL:RBDHA:2024:15417

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
NL24.12656
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake niet-tijdige beslissing op asielaanvraag

Op 7 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de niet-tijdige beslissing op een asielaanvraag. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.A. Krikke, had beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek zonder zitting heeft gesloten.

De rechtbank overweegt dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, een betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen voordat hij beroep kan instellen. De eiser had zijn aanvraag ingediend op 3 september 2023, en de beslistermijnen waren verlengd door het besluit WBV 2023/3, dat van kracht is sinds 27 januari 2023. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser met negen maanden is verlengd, waardoor de Staatssecretaris tot uiterlijk 3 december 2024 de aanvraag moet beslissen.

De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van de eiser, die op 5 maart 2024 was ingediend, te vroeg was, omdat deze niet voldeed aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van niet-tijdig beslissen. Hierdoor is het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en verwijst naar een eerdere uitspraak van 16 februari 2024 ter motivering van haar beslissing. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.12656
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.A. Krikke), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Sinds 27 januari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.3 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd. De asielaanvraag van eiser is ingediend op 3 september 2023 en valt dus onder het toepassingsbereik van dit besluit.
4. Voor zover eiser zich in de gronden van het beroep op het standpunt stelt dat met WBV 2023/3 de beslistermijn niet rechtsgeldig is verlengd volgt de rechtbank eiser daarin niet. De
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Staatscourant van 26 januari 2023, nr. 3235.
rechtbank verwijst voor de motivering naar de uitspraak van deze zittingsplaats van 16 februari 2024.4 Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2023/3 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Dit betekent dat de beslistermijn in zijn zaak met negen maanden is verlengd en verweerder uiterlijk op 3 december 2024 op de aanvraag moet beslissen. De ingebrekestelling van 5 maart 2024, door verweerder ontvangen op 6 maart 2024, is hierdoor te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van I. Abdilahi, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 juni 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.