In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, die stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten. Verweerder hanteert sinds 15 januari 2024 het first-in first-out (fifo)-principe in nareiszaken en heeft verzocht om aanhouding van beroepen tegen niet tijdig beslissen. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat dit de prikkel voor verweerder om voortvarend te beslissen zou wegnemen.
Eiseres heeft haar aanvraag op 15 november 2023 ingediend, maar de exacte ontvangst door verweerder is onduidelijk. Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd en eiseres heeft verweerder op 27 mei 2024 in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijn, tot een maximum van € 7.500,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 437,50 en het griffierecht van € 187,- moet door verweerder worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en is openbaar gemaakt op 13 september 2024. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en legt verweerder een beslistermijn op van acht weken, met de mogelijkheid van een verlenging tot twintig weken in geval van nader onderzoek.