ECLI:NL:RBDHA:2025:6847

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
NL25.1273
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis en gezinshereniging

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) voor gezinshereniging. De rechtbank had eerder bepaald dat de minister binnen twintig weken na de uitspraak van 13 september 2024 moest beslissen. Eiseres stelt dat de minister deze termijn heeft overschreden, waardoor haar beroep ontvankelijk is. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. De rechtbank geeft de minister een termijn van twee weken na verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 250,- per dag betalen, met een maximum van € 37.500,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiseres vergoeden, die zijn vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 15 april 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.1273
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.J. Hoppenbrouwer), en
de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend na de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 13 september 2024.1 In die uitspraak staat onder meer dat de minister binnen twintig weken na verzending van die uitspraak moet beslissen op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis en een mvv voor verblijf met als doel ‘familie en gezin’ in het kader van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (hierna gezamenlijk: de aanvraag). Eiseres stelt nu beroep in, omdat de minister binnen die termijn geen beslissing heeft genomen op haar aanvraag.

Overwegingen

2. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.2
3. Bij de behandeling van aanvragen in zogenoemde nareiszaken hanteert de minister sinds 15 januari 2024 het principe van first-in first-out (het fifo-principe). In verband met deze werkwijze is het de rechtbank bekend dat de minister aan de rechtbank primair verzoekt om beroepen tegen het niet tijdig beslissen op aanvragen in nareiszaken aan te houden tot het moment dat de minister de betreffende aanvragen in behandeling neemt. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat de aard van een beroep tegen het niet-tijdig beslissen zich in beginsel tegen een aanhouding verzet. Een aanhouding van de behandeling van het beroep neemt namelijk voor de minister de prikkel weg om voortvarend tot een beslissing te komen.
4. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.3
2 Artikel 8:54, eerste lid, van de Awb.
Is het beroep van eiseres ontvankelijk?
5. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat de bestuursrechter in de uitspraak van 13 september 2024 een uitdrukkelijke en inmiddels verstreken termijn heeft gesteld voor het nemen van een nieuw besluit.4 Ondanks het ontbreken van een ingebrekestelling is het beroep van eiseres dus ontvankelijk.
Is het beroep van eiseres gegrond?
6. De rechtbank stelt vast dat de minister niet binnen de door de rechtbank genoemde termijn alsnog een besluit heeft genomen op de aanvraag. Het beroep is kennelijk gegrond.
Welke nadere beslistermijn legt de rechtbank aan de minister op?
7. De rechtbank geeft de minister in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen.5 Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.6
8. De minister heeft geen verweerschrift ingediend. Onduidelijk is daardoor wanneer de minister gaat beslissen op de aanvraag. De rechtbank vindt het passend om te bepalen dat de minister binnen een termijn van twee weken na verzending van de uitspraak moet beslissen.
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
9. De rechtbank verbindt aan haar uitspraak een dwangsom overeenkomstig het beleid dat de rechtbanken in dit verband hebben vastgesteld.7 De rechtbank bepaalt in deze zaak dat de minister een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee de minister de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van € 37.500,-.
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat de minister binnen de onder 8. genoemde termijn alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als de minister dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
3 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
5 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
7 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
Zie https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra-dwangsom.aspx.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De minister moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet de minister het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken.;
  • bepaalt dat de minister aan eiseres een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-;
  • bepaalt dat de minister het door eiseres betaalde griffierecht van € 194,- vergoedt;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van J.B. Thépass, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 april 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.