ECLI:NL:RBDHA:2024:15529
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 28 augustus 2024 niet in behandeling genomen, omdat Litouwen verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de minister aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser ongelijk krijgt. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Volgens deze verordening mag de minister een asielaanvraag niet in behandeling nemen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval is Litouwen verantwoordelijk, omdat eiser over een Litouws visum beschikt. Nederland heeft een verzoek om overname gedaan, dat door Litouwen is aanvaard.
Eiser betwist dat er voor Litouwen van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, en stelt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden in Litouwen, zoals risico op onrechtmatige detentie en ondermaatse detentieomstandigheden. De rechtbank oordeelt echter dat de minister terecht van het interstatelijk vertrouwensbeginsel is uitgegaan en dat de omstandigheden die eiser aanvoert niet voldoende zijn om van dit beginsel af te wijken. Eiser heeft niet aangetoond dat zijn situatie verschilt van die in eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, in aanwezigheid van mr. T.J. Engberts, griffier. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.