In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, gaat het om een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had zijn aanvraag op 27 maart 2023 ingediend, en de minister had de beslistermijn met negen maanden verlengd. Eiser heeft de minister op 1 juli 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk gegrond, omdat de minister niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank legt de minister een termijn van zestien weken op om alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Daarnaast moet de minister binnen acht weken na de uitspraak een nader gehoor afnemen en binnen acht weken daarna het besluit bekendmaken. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De uitspraak is gedaan door rechter M.C. Verra en is openbaar gemaakt op 13 september 2024. Eiser kan binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift indienen als hij het niet eens is met de uitspraak.