In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.A. Pieters, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres diende haar aanvraag in op 17 maart 2023, en de minister had uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Deze termijn werd echter met negen maanden verlengd op basis van WBV 2023/3. Eiseres heeft de minister op 1 juli 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van haar beroep, waardoor het beroep kennelijk gegrond is verklaard.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een nader gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50.
De rechtbank heeft de uitspraak op 13 september 2024 gedaan en verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en legt de minister de genoemde verplichtingen op. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.