Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (SVB), verweerder
Inleiding
1 mei 2012 ingetrokken en heeft de SVB de over de periode mei 2012 tot en met
januari 2022 aan eiser betaalde AIO teruggevorderd.
Beoordeling van het beroep
20 januari 2012 heeft de SVB een aanvraag om een Duits pensioen bevorderd. Op
1 maart 2012 heeft de Deutsche Rentenversicherung Bund aan eiser met ingang van
1 mei 2012 een pensioen van maandelijks € 93,29 toegekend. Op 21 maart 2012 heeft de SVB aan eiser met ingang van 22 april 2012 een AOW-pensioen toegekend. De SVB heeft daarbij niet het maximale AOW-pensioen voor een alleenstaande toegekend, maar een korting van 12% toegepast, omdat eiser zes jaar niet verzekerd was voor de AOW.
9 juni 2021, 8 juli 2021, 20 augustus 2021, 19 november 2021 en 23 december 2021 om informatie gevraagd. Bij besluit van 14 januari 2022 heeft de SVB de betaling van de AIO met ingang van 11 januari 2022 opgeschort, omdat eiser niet alle gevraagde gegevens zou hebben verstrekt. Daarbij is geen rekening gehouden met het feit dat de SVB op
11 januari 2022 nog stukken van eiser had ontvangen. Toen die stukken in het digitale dossier werden verwerkt, was het besluit van 14 januari 2022 al opgemaakt.
23 juni 2022. De SVB gaat er niet van uit dat eiser bewust heeft gefraudeerd. De SVB vindt dat haar fout moet leiden tot een matiging van het terug te betalen bedrag met 25%. De SVB heeft dat bereikt door de intrekking en terugvordering tot en met mei 2015 te herroepen. Het resterende bedrag dat eiser moest terugbetalen, bedroeg daardoor € 7.793,28.
23 juni 2022 niet-ontvankelijk verklaren. Omdat met het nieuwe besluit op bezwaar niet volledig aan eiser tegemoet is gekomen, houdt dat beroep op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht van rechtswege ook een beroep in tegen het nieuwe besluit op bezwaar. Dat laatste beroep zal in de volgende overwegingen worden beoordeeld.
25 maart 2022 is verleend en betaald, is verjaring niet aan de orde.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
23 september 2024.