ECLI:NL:RBDHA:2024:15575
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en ingebrekestelling
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 6 september 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de niet-tijdige beslissing op een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Zeven, heeft beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn ingebrekestelling te vroeg heeft ingediend, omdat de beslistermijn op basis van het besluit WBV 2023/3 met negen maanden was verlengd. Dit besluit is van kracht sinds 27 januari 2023 en geldt voor asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2023/3 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet (Vw). Eiser heeft zijn asielaanvraag op 21 november 2023 ingediend, wat betekent dat de beslistermijn is verlengd tot uiterlijk 21 februari 2025. Aangezien de ingebrekestelling van eiser op 8 februari 2024 is ingediend, was deze prematuur en voldeed niet aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van niet-tijdig beslissen.
De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en de betrokken partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan binnen vier weken na de bekendmaking van de uitspraak.