ECLI:NL:RBDHA:2024:15702

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.32599
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 15 augustus 2024 niet in behandeling genomen, omdat Portugal verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 3 september 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de minister aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname gedaan aan Portugal, dat is aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Angola strafrechtelijk wordt vervolgd en vreest voor zijn leven door de Angolese maffia, en dat hij niet kan rekenen op bescherming van de Portugese autoriteiten.

De rechtbank overweegt dat de minister in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van lidstaten, en dat er geen systeemfout is aangetoond die zou leiden tot een risico op refoulement. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in Portugal niet beschermd kan worden. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, en is openbaar gemaakt op 17 september 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.32599
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. W.J. Rohlof),
en

de minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. M.H.S. Volker).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 15 augustus 2024 niet in behandeling genomen omdat Portugal verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 3 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Portugal een verzoek om overname gedaan. Portugal heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Mag eiser worden overgedragen aan Portugal?
5. Eiser voert aan dat hij in Angola strafrechtelijke wordt vervolg en heeft te vrezen voor de Angolese maffia. Hij vreest dat de Portugese autoriteiten hem niet kunnen beschermen tegen de Angolese maffia, die in Portugal actief is en daar macht heeft. Hij vreest om daar door de maffia geliquideerd te worden. Van hem kan daarom niet verwacht worden dat hij naar Portugal gaat. Hij kan daar ook niet klagen. Daarnaast heeft Portugal een uitleveringsverdrag met Angola, hij loopt daarom gevaar om terug gestuurd te worden naar Angola.
6. De rechtbank overweegt dat de minister in zijn algemeenheid ten aanzien van lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Tussen partijen is niet in geschil dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Portugal opgaat. Naar het oordeel van de rechtbank levert het bestaan van een uitleveringsverdrag tussen Portugal en Angola niet zonder meer een systeemfout als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening op. De stelling van eiser dat hij, voordat zijn asielverzoek wordt beoordeeld, kan worden uitgeleverd aan Angola omdat hij daar strafrechtelijk wordt vervolgd, heeft hij niet aannemelijk gemaakt. De enkele verwijzing naar artikel 1 van dit verdrag is hiertoe onvoldoende.
6.1.
Ten aanzien van de vrees van eiser om te worden geliquideerd in Portugal, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat klagen bij de Portugese autoriteiten geen effect zou hebben. Niet is onderbouwd dat klagen voor eiser niet mogelijk is of dat klagen bij voorbaat zinloos is. De rechtbank overweegt ook hier dat, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, er in het algemeen vanuit mag worden gegaan dat Portugal zijn internationale verplichtingen nakomt. Hierbij is van belang dat de verdragen en Europese richtlijnen ook gelden ten aanzien van de asielprocedure in Portugal. Eiser is met behulp van een visum Portugal binnen gekomen en direct doorgereisd naar Nederland. Hij heeft geen persoonlijke ervaringen met de Portugese autoriteiten, De minister mag er in het geval van eiser dan ook vanuit gaan dat Portugal zijn verdragsverplichtingen na zal komen en voor passende zorg en opvang zal zorgen en dat gehoor wordt gegeven aan eventuele klachten van eiser.
6.2.
Voor zover eiser een beroep doet op een risico op indirect refoulement, wijst de rechtbank op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 12 juni 2024.2 Omdat ten aanzien van Portugal uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en eiser geen concrete aanknopingspunten heeft aangeleverd voor een evident en fundamenteel verschil in beschermingsbeleid of voor de conclusie dat ook de rechter in de Portugal hem niet zal beschermen tegen refoulement, komt de rechtbank niet toe aan de toets of sprake is van indirect refoulement.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 september 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.