In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
Verweerder hanteert vanaf 15 januari 2024 in nareiszaken het first-in first-out (fifo)-principe. Deze nieuwe werkwijze impliceert dat verweerder de aanvraag van eiser naar verwachting in augustus 2024 in behandeling zal nemen. Tegen deze achtergrond verzoekt verweerder primair om het beroep van eiseres tot dat moment aan te houden. Omdat de rechtbank er van uitgaat dat de zaak inmiddels in behandeling is genomen behoeft het verzoek geen bespreking meer.
Eiseres heeft op 30 januari 2023 haar aanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag op 31 januari 2023 ontvangen. Verweerder moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd. Eiseres heeft verweerder op 9 december 2023 in gebreke gesteld. Dit is na het verstrijken van de beslistermijn. Ook heeft eiseres meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend. Het beroep is gegrond.
Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank een andere termijn opleggen. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt, die door verweerder moet worden betaald.