ECLI:NL:RBDHA:2024:15888

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
NL23.36022
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen het niet-tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn asielaanvraag. Eiser had op 4 januari 2024 een inwilligend besluit ontvangen, maar het beroep was al ingesteld omdat er niet tijdig op de aanvraag was beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat het procesbelang is komen te vervallen door het inwilligende besluit. Eiser had geen belang meer bij zijn oorspronkelijke beroep, aangezien verweerder inmiddels had beslist.

Desondanks heeft de rechtbank wel een beslissing genomen over de proceskosten. Eiser had verzocht om vergoeding van de kosten die hij had gemaakt in verband met het beroep. De rechtbank oordeelt dat verweerder in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld, omdat het bestreden besluit te laat is genomen. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 437,50, rekening houdend met de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener en de aard van de zaak. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is openbaar gemaakt op 25 april 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.36022
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. R.J. Portegies), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van eiser.
Op 4 januari 2024 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Het beroep van eiser wordt geacht mede gericht te zijn tegen het inwilligend besluit.
Eiser wil nu nog dat de rechtbank overgaat tot veroordeling van verweerder in de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Dat is wat eiser heeft gedaan. Inmiddels heeft verweerder wel een besluit genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat eiser wilde en de rechtbank hoeft dit dan ook niet meer aan verweerder op te dragen. Omdat eiser het beroep niet heeft ingetrokken, moet de rechtbank nog wel een beslissing nemen over het beroep.
3. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank zal geen uitspraak doen over de vraag of eiser gelijk had met zijn beroep. Dit is om de volgende reden. Eiser wilde met zijn beroep bereiken dat verweerder zou beslissen op zijn aanvraag. Omdat verweerder inmiddels heeft beslist, heeft het beroep van eiser geen zin meer. Eiser heeft daarom geen belang meer bij zijn oorspronkelijke beroep (geen procesbelang).
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Proceskostenveroordeling
4. Over de vergoeding van de proceskosten die eiser vraagt overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken, nu het bestreden besluit van 4 januari 2024 te laat is genomen en het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit terecht is ingesteld door eiser. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
5. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van eiser. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van eiser te betalen. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder de proceskosten van eiser moet vergoeden.
6. De rechtbank stelt de proceskosten van eiser die verweerder moet betalen vast op
€ 437,50. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Khalloufi, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
25 april 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.