ECLI:NL:RBDHA:2024:1597
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep tegen besluit Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Deze uitspraak betreft het verzet dat opposant heeft ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn beroep door de rechtbank op 11 september 2023. Het beroep was gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat opposant geen belang meer had bij een oordeel, omdat de Staatssecretaris inmiddels op zijn aanvraag had beslist. Opposant heeft geen verzoek gedaan om op een zitting te worden gehoord en de rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In de verzetprocedure beoordeelt de rechtbank of de eerdere uitspraak terecht was en of er reden is om aan te nemen dat het beroep niet-ontvankelijk was. Opposant heeft aangevoerd dat de rechtbank bij de veroordeling in de proceskosten een wegingsfactor van 0,25 heeft gehanteerd, wat hij te laag vindt. Hij stelt dat in vergelijkbare zaken doorgaans een wegingsfactor van 0,5 wordt toegepast. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gehanteerde wegingsfactor in lijn is met eerdere uitspraken en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, en is bekendgemaakt in het openbaar. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.