ECLI:NL:RBDHA:2024:16078
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en prematuur ingebrachte ingebrekestelling
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser had een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar verweerder had niet tijdig beslist op deze aanvraag. Eiser stelde dat de ingebrekestelling die hij op 10 juli 2024 had ingediend, prematuur was, omdat de beslistermijn was verlengd op basis van de WBV 2023/3. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling te vroeg was ingediend, omdat de beslistermijn door de WBV 2023/3 met negen maanden was verlengd. Dit betekende dat verweerder uiterlijk op 15 februari 2025 op de aanvraag moest beslissen. De rechtbank concludeerde dat niet was voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij geen zitting nodig vond en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. Eiser had verzocht om het beroep gegrond te verklaren en verweerder op te dragen alsnog een besluit te nemen, maar de rechtbank volgde dit verzoek niet. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en is op 2 oktober 2024 openbaar gemaakt.