Op 2 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, die een asielaanvraag had ingediend, en de minister van Asiel en Migratie als verweerder. Eiser had op 14 september 2023 een asielaanvraag ingediend, waarvoor de wettelijke beslistermijn van zes maanden op 14 maart 2024 zou eindigen. Echter, door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 is deze termijn verlengd met negen maanden, waardoor de nieuwe einddatum op 14 december 2024 ligt. Eiser heeft op 16 september 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag, maar de rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van 17 juli 2024 te vroeg is ingediend, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor verklaart de rechtbank het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk.
De rechtbank baseert haar beslissing op artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de verlenging van de beslistermijn door de WBV 2023/3 rechtsgeldig is, en ziet geen reden om van dit oordeel af te wijken. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.