ECLI:NL:RBDHA:2024:16111

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.27107
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag in vreemdelingenzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres behandeld dat is ingediend na een eerdere uitspraak van 17 oktober 2023. In die uitspraak werd verweerder opgedragen om binnen acht weken na verzending van de uitspraak te beslissen op de aanvraag van eiseres. Eiseres stelt dat verweerder deze termijn niet heeft nageleefd, wat aanleiding geeft voor haar beroep. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden.

De rechtbank oordeelt dat eiseres recht heeft op vrijstelling van griffierecht, omdat zij aan de voorwaarden voldoet. Verweerder had verzocht om aanhouding van het beroep, maar de rechtbank wijst dit verzoek af, omdat het niet tijdig beslissen in beginsel niet kan worden aangehouden. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen, waardoor het beroep gegrond is.

De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet dit binnen zestien weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 200,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 437,50, omdat het beroep gegrond is verklaard.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.27107
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. B.A. Palm)

en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend na de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 17 oktober 2023¹. In die uitspraak staat dat verweerder binnen acht weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog moet beslissen op de aanvraag en dat als verweerder nader onderzoek in de vorm van een identificerend gehoor of DNA-onderzoek aanbiedt, verweerder binnen twintig weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog moet beslissen op de aanvraag. Eiseres stelt nu beroep in, omdat verweerder dat niet heeft gedaan.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.²

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen. Eiseres heeft voldoende aangetoond dat zij aan de voorwaarden voor deze vrijstelling voldoet. De rechtbank verleent eiseres daarom vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen.
3. Verweerder hanteert vanaf 15 januari 2024 in nareiszaken het first-in first-out (fifo)- principe. Tegen deze achtergrond is het de rechtbank bekend dat verweerder primair verzoekt om het beroep van eiseres aan te houden. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat de aard van een beroep tegen het niet-tijdig beslissen zich in beginsel tegen een aanhouding verzet. Een aanhouding van de behandeling van het beroep neemt namelijk voor verweerder
¹ NL23.21857.
² Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
de prikkel weg om voortvarend tot een beslissing te komen.
4. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.³ Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.⁴
5. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat de bestuursrechter in de uitspraak van 17 oktober 2023 een uitdrukkelijke en inmiddels verstreken termijn heeft gesteld voor het nemen van een nieuw besluit.⁵ De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de door de rechtbank genoemde termijn een besluit heeft genomen op de aanvraag van eiseres. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend. Het beroep is gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.⁶ In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank een andere termijn opleggen.⁷
7. Verweerder heeft op 25 juli 2024 een verweerschrift ingediend. Uit het verweerschrift volgt dat verweerder stelt dat 12 december 2023 de laatste dag was waarop verweerder had moeten beslissen op de aanvraag als gevolg van de hiervoor genoemde uitspraak van 17 oktober 2023. De rechtbank leidt daaruit af dat verweerder daarbij uitgaat van een beslistermijn van acht weken en dat verweerder dus (nog) geen identificerend gehoor of DNA-onderzoek heeft aangeboden. Uit het verweerschrift volgt verder dat de aanvraag inmiddels is toegewezen aan een behandelaar en dat verweerder voornemens is om herstelverzuim te bieden om de aanvragen compleet te maken. Afhankelijk van de verdere reactie op het herstelverzuim bekijkt verweerder of nader onderzoek, mogelijk in de vorm van een gehoor, nodig is. Hiermee rekening houdend, verzoekt verweerder de rechtbank een termijn van twintig weken op te leggen om een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres.
8. Gelet op het feit dat verweerder in de uitspraak van 17 oktober 2023 al een termijn van 8 + 12 weken heeft gekregen om op de aanvraag van eiseres te beslissen en niet is gebleken dat sindsdien (kenbare) actie is ondernomen anders dan dat een behandelaar aan de zaak is toegewezen, vindt de rechtbank het thans passend om te bepalen dat verweerder binnen een termijn van 8 weken na verzending van de uitspraak moet beslissen op de aanvraag van eiseres. Dit ligt anders als verweerder binnen die termijn besluit tot nader onderzoek en dat schriftelijk aan eiseres meedeelt. In dat geval moet het besluit binnen zestien weken na verzending van deze uitspraak bekend worden gemaakt.
³ Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
⁴ Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
⁶ Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
⁷ Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
9. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.⁸
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder binnen de onder 8 genoemde termijn alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien binnen die termijn wordt besloten dat nader onderzoek moet plaatsvinden en dat aan eiseres schriftelijk is meegedeeld, dan moet het besluit binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak bekend worden gemaakt;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van M.M. Mulder, griffier.
⁸ Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
01 oktober 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.