ECLI:NL:RBDHA:2024:16142

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.36367
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvragen van gezinsleden

In deze zaak hebben eisers, als gezinsleden, op 18 september 2024 afzonderlijk beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun asielaanvragen, die op 6 mei 2023 zijn ingediend. De rechtbank heeft de zaak buiten zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat er samenhang is tussen de zaken van eisers, omdat zij gezamenlijk zijn ingereisd en gelijktijdig hun aanvragen hebben ingediend.

De rechtbank heeft overwogen dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De beslistermijn voor asielaanvragen begint op het moment dat vaststaat dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, wat in dit geval per 11 januari 2024 is vastgesteld. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de beslistermijn is verlengd door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3, waardoor de einddatum voor de beslistermijn is verschoven naar 11 april 2025.

Eisers hebben verweerder op 28 augustus 2024 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de wettelijke beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroep van eisers niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier N.M.L. van der Kammen, en is openbaar gemaakt op 2 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.36367 en NL24.36368

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser en

[eiseres], eiseres,
V-nummers: [V-nummer 1] en [V-nummer 2]
(gemachtigde: mr. P.J. Schüller),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verweerder.

Inleiding

Eisers hebben op 18 september 2024 afzonderlijk beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun asielaanvragen van 6 mei 2023.
De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank neemt samenhang aan tussen de zaken van eisers, omdat zij als gezinsleden gezamenlijk zijn ingereisd en gelijktijdig hun aanvragen hebben ingediend.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. Verweerder heeft onderzocht of de asielaanvragen van eisers niet in behandeling moet worden genomen omdat een andere lidstaat van de Europese Unie daarvoor verantwoordelijk is zoals bedoeld in de Verordening (EU) Nr. 604/2103 (Dublinverordening). Artikel 42, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) bepaalt dat de beslistermijn in dergelijke gevallen aanvangt op het moment waarop is komen vast te staan dat Nederland verantwoordelijk is of zal worden voor de behandeling van de asielaanvraag. Dat moment is in ieder geval aangebroken wanneer de in de Dublinverordening neergelegde uiterste overdrachtstermijn is verstreken. Dat moment kan zich echter ook eerder voordoen, bijvoorbeeld als verweerder zelf eerder besluit om de asielaanvraag aan zich te trekken of als door feiten en omstandigheden blijkt dat de verantwoordelijkheid vanaf een bepaald moment aan Nederland behoort of zal gaan behoren.
4. In het geval van eisers is per 11 januari 2024 de uiterste overdrachtstermijn verstreken. Op die datum waren er namelijk zes maanden verstreken na het claimakkoord van Oostenrijk. De rechtbank verwijst hierbij naar artikel 29 van de Dublinverordening.
5. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vw moet er binnen zes maanden op een asielaanvraag worden beslist. Gelet op wat hierboven is overwogen, vangt deze beslistermijn in het geval van eisers aan op 11 januari 2024. De beslistermijn zou daarom op 11 juli 2024. Verweerder heeft echter met de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 [1] de beslistermijn verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eisers 11 april 2025 eindigt. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in de uitspraken van 19 april 2024, [2] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 sprake was van een situatie zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Deze verlenging is daarom rechtsgeldig. Eisers hebben verweerder op 28 augustus 2024 in gebreke gesteld. Op dat moment was de wettelijke beslistermijn nog niet verstreken. Dit betekent dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend, hetgeen zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 2 oktober 2024 datum door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Besluit van 26 januari 2023, nummer WBV 2023/3, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2023 nr. 3235.