Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser en
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers, als gezinsleden, op 18 september 2024 afzonderlijk beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun asielaanvragen, die op 6 mei 2023 zijn ingediend. De rechtbank heeft de zaak buiten zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat er samenhang is tussen de zaken van eisers, omdat zij gezamenlijk zijn ingereisd en gelijktijdig hun aanvragen hebben ingediend.
De rechtbank heeft overwogen dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De beslistermijn voor asielaanvragen begint op het moment dat vaststaat dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, wat in dit geval per 11 januari 2024 is vastgesteld. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de beslistermijn is verlengd door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3, waardoor de einddatum voor de beslistermijn is verschoven naar 11 april 2025.
Eisers hebben verweerder op 28 augustus 2024 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de wettelijke beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroep van eisers niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier N.M.L. van der Kammen, en is openbaar gemaakt op 2 oktober 2024.