ECLI:NL:RBDHA:2024:16312

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.26391
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag in vreemdelingenzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 2 oktober 2024, wordt het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn aanvraag, ondanks een eerdere uitspraak van de rechtbank op 19 januari 2024 waarin was bepaald dat de minister binnen vier weken moest beslissen. De rechtbank oordeelt dat de minister in gebreke is gebleven en dat het beroep terecht is ingediend. De rechtbank wijst het verzoek van de minister om aanhouding van de behandeling van het beroep af, omdat dit de prikkel om tijdig te beslissen zou wegnemen.

De rechtbank legt de minister op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 200,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 437,50, en moet hij het door eiser betaalde griffierecht van € 187,- vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en ondertekend door rechter G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier J.B. Thépass.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.26391
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman) en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend na de uitspraak van de rechtbank van 19 januari 2024 in de zaak NL23.30798. In die uitspraak staat dat verweerder binnen vier weken alsnog moet beslissen op de aanvraag van eiser. Eiser stelt nu beroep in omdat verweerder dat niet heeft gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. Verweerder hanteert vanaf 15 januari 2024 in nareiszaken het first-in first-out (fifo)- principe. In verband met deze nieuwe werkwijze is het de rechtbank bekend dat verweerder primair verzoekt om beroepen tegen het niet tijdig beslissen op aanvragen in nareiszaken aan te houden tot het moment dat verweerder de betreffende zaken zal gaan behandelen. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat de aard van een beroep tegen het niet-tijdig beslissen zich in beginsel tegen een aanhouding verzet. Een aanhouding van de behandeling van het beroep neemt namelijk voor verweerder de prikkel weg om voortvarend tot een beslissing te komen.
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.1 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.2
1. Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
Is het beroep van eiser ontvankelijk en gegrond?
4. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat de bestuursrechter in de uitspraak van 19 januari 2024 een uitdrukkelijke en inmiddels verstreken termijn heeft gesteld voor het nemen van een nieuw besluit.3 De rechtbank stelt vast dat de verweerder niet binnen de door de rechtbank genoemde termijn een besluit heeft genomen op de aanvraag van de eiser. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend. Het beroep is kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.4 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank een andere termijn opleggen.5
6. Verweerder heeft na de uitspraak van de rechtbank van 19 januari 2024 geen (kenbare) actie ondernomen. Verweerder heeft ook geen verweerschrift ingediend en de stand van zaken van het dossier is dan ook onduidelijk. De rechtbank vindt het daarom passend om te bepalen dat verweerder binnen een termijn van twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een beslissing moet nemen op de aanvraag van de eiser.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
7. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.6
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en dat verweerder binnen de onder 6. genoemde termijn alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
9. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).
10. Ook moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.
4 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
6 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van J.B. Thépass, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
02 oktober 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.