ECLI:NL:RBDHA:2024:16346
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en de geldigheid van verlenging beslistermijnen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die zich niet kon verenigen met het feit dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had zijn asielaanvraag op 30 oktober 2023 ingediend, maar de minister had niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn gereageerd. Eiser stelde dat de beslistermijnen, zoals vastgelegd in het besluit WBV 2023/3, niet geldig waren verlengd en dat hij de minister niet prematuur in gebreke had gesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek zonder zitting heeft gesloten. De rechtbank heeft vervolgens de relevante wetgeving en besluiten in overweging genomen, waaronder de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelde dat de WBV 2023/3 van toepassing was op de asielaanvraag van eiser, waardoor de beslistermijn met negen maanden was verlengd. Dit betekende dat de ingebrekestelling van eiser, die op 6 augustus 2024 was ingediend, te vroeg was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk was, omdat niet was voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van het niet tijdig beslissen door de minister. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is op 2 oktober 2024 openbaar gemaakt.