ECLI:NL:RBDHA:2024:16374
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake visum kort verblijf
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de minister van Buitenlandse Zaken niet tijdig heeft beslist op haar bezwaarschrift van 27 oktober 2023. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf voor haarzelf en haar minderjarige zoon, maar deze aanvraag werd afgewezen. Op 12 juni 2024 heeft eiseres een beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar, waarna de minister op 19 juni 2024 het bezwaar kennelijk ongegrond verklaarde. Eiseres heeft vervolgens op 5 september 2024 het besluit van 19 juni 2024 ingetrokken, wat leidde tot de vraag of het beroep tegen dit ingetrokken besluit nog ontvankelijk was. De rechtbank oordeelt dat eiseres geen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep tegen het ingetrokken besluit, waardoor dit beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De rechtbank behandelt vervolgens het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar. De rechtbank stelt vast dat de minister niet op tijd heeft beslist en dat eiseres de minister in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is. De minister wordt opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van proceskosten aan eiseres en vergoedt het griffierecht. De uitspraak is gedaan door rechter J.M. Emaus en is openbaar gemaakt op 7 oktober 2024.