ECLI:NL:RBDHA:2024:16436
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en prematuur ingebrachte ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. A.J.M. Mohrmann, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft zijn asielaanvraag op 3 juni 2023 ingediend, en volgens de Wet Bepalingen Tijdelijke Verblijfsvergunningen (WBV) 2023/3 is de beslistermijn met negen maanden verlengd. Dit betekent dat de minister uiterlijk op 3 september 2024 had moeten beslissen. Eiser heeft op 20 juni 2024 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat deze te vroeg is ingediend, aangezien de verlengde beslistermijn nog niet was verstreken.
De rechtbank heeft overwogen dat de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van niet tijdig beslissen niet zijn vervuld, zoals vastgelegd in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en het onderzoek gesloten zonder verdere behandeling. Eiser heeft verzocht om het beroep gegrond te verklaren en de minister te verplichten alsnog een besluit te nemen, maar de rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier A.W. van Eerden, en is openbaar uitgesproken op 7 oktober 2024. Eiser kan binnen vier weken na deze datum hoger beroep instellen bij de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.