ECLI:NL:RBDHA:2024:16451

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.37296
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag en Dublin-regeling in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiser, de minister van Asiel en Migratie, en verweerder. Eiser had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door verweerder niet in behandeling genomen op grond van de Dublin-regeling, waarbij Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser was niet verschenen op de zitting, maar verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser eerder in Duitsland asiel heeft aangevraagd en dat Duitsland daarom verantwoordelijk is voor de behandeling van de huidige aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de informatie over een eerdere verblijfsvergunning in Spanje niet relevant was voor de beslissing van de Duitse autoriteiten, aangezien deze informatie ook voor hen toegankelijk is. Bovendien was er een inreisverbod opgelegd aan eiser in Spanje, wat zijn terugkeer naar Duitsland niet in gevaar zou brengen.

De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiser, die stelde dat er sprake was van (indirect) refoulement, verworpen. De Duitse autoriteiten hebben gegarandeerd dat zij de asielaanvraag van eiser in behandeling zullen nemen na zijn overdracht. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.37296
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij besluit van 24 september 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2024 op zitting behandeld in Breda. Eiser is, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat eiser eerder in Duitsland asiel heeft aangevraagd. Wel in geschil is of Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser en, zo ja, of Nederland die verantwoordelijkheid aan zich moet trekken.
2 De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht tot de conclusie is gekomen dat Duitsland verantwoordelijk is. Uit Eurodac blijkt dat eiser op 3 november 2022 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder heeft om die reden Duitsland verzocht eiser terug te nemen en Duitsland is daarmee akkoord gegaan. Dat verweerder in de claim aan de Duitse autoriteiten niet heeft vermeld dat eiser in het verleden in Spanje een verblijfsvergunning heeft gehad maakt dat niet anders. Zoals verweerder terecht opmerkt is deze informatie immers ook beschikbaar voor de Duitse autoriteiten. Daar komt bij de verweerder ter zitting er terecht op heeft gewezen dat uit de Sirene-melding volgt dat aan eiser een inreisverbod is opgelegd in Spanje dat is ingegaan op 20 februari 2020. Hieruit blijkt dat eiser na zijn verblijf in Spanje het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie heeft verlaten. Ook deze informatie is toegankelijk voor de Duitse autoriteiten.
3. De beroepsgrond van eiser dat sprake is van (indirect) refoulement bij terugkeer naar Duitsland, omdat hij direct zal worden uitgezet treft geen doel. De Duitse autoriteiten garanderen met het claimakkoord dat zij na de overdracht van eiser zijn asielaanvraag in behandeling zullen nemen. Bovendien kan eiser in de Dublinprocedure geen beroep (meer) op doen op het (indirect) refoulementbeginsel wanneer uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit volgt onder andere uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 30 november 2023 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juni 2024. [1]
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.ECLI:EU:C:2023:934 en ECLI:NL:RVS:2024:2359.