ECLI:NL:RBDHA:2024:16451
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag en Dublin-regeling in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiser, de minister van Asiel en Migratie, en verweerder. Eiser had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door verweerder niet in behandeling genomen op grond van de Dublin-regeling, waarbij Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser was niet verschenen op de zitting, maar verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser eerder in Duitsland asiel heeft aangevraagd en dat Duitsland daarom verantwoordelijk is voor de behandeling van de huidige aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de informatie over een eerdere verblijfsvergunning in Spanje niet relevant was voor de beslissing van de Duitse autoriteiten, aangezien deze informatie ook voor hen toegankelijk is. Bovendien was er een inreisverbod opgelegd aan eiser in Spanje, wat zijn terugkeer naar Duitsland niet in gevaar zou brengen.
De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiser, die stelde dat er sprake was van (indirect) refoulement, verworpen. De Duitse autoriteiten hebben gegarandeerd dat zij de asielaanvraag van eiser in behandeling zullen nemen na zijn overdracht. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.