ECLI:NL:RBDHA:2024:16511
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid Duitsland
In de zaak tussen een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.J. Janse, en de Minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. B.W. Zagers, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De minister had op 30 juli 2024 besloten om de aanvraag van de verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen, met als reden dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 23 september 2024, waarbij de verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter op dezelfde dag uitspraak gedaan in een verwante zaak (NL24.30163), waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om die reden afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De minister wordt in deze uitspraak aangeduid als de minister, hoewel het voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was.