Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1992 en de Oekraïense nationaliteit te hebben.
2. Bij het bestreden besluit is aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd. Verweerder heeft overwogen dat een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden, zoals bedoeld in artikel 5.1b, derde lid, van het Vb, vermeld dat eiser:
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
en als lichte gronden, zoals bedoeld in artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb, vermeld dat eiser:
- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
- 4e. verdacht is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
3. Niet in geschil is dat eisers voorlopige hechtenis is geschorst en hij is uitgereisd naar Oekraïne en daarmee de Europese Unie heeft verlaten.Daardoor is het terugkeerbesluit uitgewerkt. Uit de uitspraak van de Afdelingvan 21 maart 2024volgt dat een vreemdeling ook belang kan hebben bij het betwisten van de rechtmatigheid van een uitgewerkt terugkeerbesluit. Daarmee wordt namelijk voorkomen dat een niet te rechtvaardigen onderscheid bestaat tussen vreemdelingen die al dan niet gevolg geven aan het terugkeerbesluit. Gelet daarop is het beroep gericht tegen het terugkeerbesluit ontvankelijk.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij met een geldig Oekraïens paspoort naar Nederland is gekomen. Omdat eiser de Oekraïense nationaliteit heeft is hij niet Schengenvisumplichtig. Dat eiser wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit op 25 september 2021 betekent niet dat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid. Ook meent eiser dat het terugkeerbesluit prematuur is genomen nu eiser op 25 september 2021 strafrechtelijk gevangengehouden is en daarom niet onmiddellijk naar Oekraïne heeft kunnen terugkeren. Ten aanzien van de lichte grond dat eiser geen vaste woon- of verblijfsplaats heeft, meent eiser dat niet voldoende is gemotiveerd op welke grond(en)het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Hierbij verwijst eiser naar zijn verklaring zo snel mogelijk terug te willen keren naar Oekraïne. Ook stelt eiser dat het terugkeerbesluit niet in stand kan blijven, nu verweerder per brief van 28 februari 2022 een vertrekmoratorium heeft ingesteld voor Oekraïne.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft de zware grond 3a en lichte grond 4e terecht aan het terugkeerbesluit ten grondslag gelegd. Eiser is met een geldig Oekraïens paspoort naar Nederland gekomen en op 25 september 2021 aangehouden als verdachte van overtreding van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht (mensensmokkel). De vrije termijn voor Oekraïners is drie maanden.Uit de uitspraak van de Afdeling van 2 september 2003volgt, naar aanleiding van het arrest van het Hofvan 12 december 2019, dat de verdenking van het plegen van een strafbaar feit in beginsel voldoende kan zijn voor de vaststelling dat het verblijf in de vrije termijn op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Schengengrenscodeis geëindigd. In het verlengde daarvan heeft verweerder zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser daarom niet heeft voldaan aan de toegangsvoorwaarden als bedoeld in artikel 6 van de Schengengrenscode en dat daarom de vrije termijn als bedoeld in artikel 12 van de Vwnooit is aangevangen. Verder is de lichte grond 4c feitelijk juist omdat eiser geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Als uitgangspunt geldt dat een vreemdeling pas over een vaste woon- of verblijfplaats beschikt, indien de vreemdeling op een adres staat ingeschreven in de BRP.Daarentegen is niet uitgesloten dat de vreemdeling op een andere manier aantoont dat hij een vaste woon- of verblijfplaats heeft.Hier is eiser echter niet in geslaagd. Hierbij betrekt de rechtbank ook de stelling van eiser dat hij zo snel mogelijk terug wil keren naar zijn moeder in Oekraïne.
6. Het terugkeerbesluit is ook niet prematuur opgelegd. De strafrechtelijke gevangenhouding van eiser stond niet in de weg aan het onthouden van een vertrektermijn, nu eiser na zijn gevangenhouding Nederland direct dient te verlaten.
7. Niet is gebleken dat eiser rechtmatig verblijf heeft in Nederland.Eiser heeft ook geen asielaanvraag ingediend en niet kenbaar gemaakt in zijn gehoor voorafgaand de uitvaardiging van het terugkeerbesluit dat hij de wens had om een asielaanvraag in te dienen. Eiser heeft namelijk meermaals verklaard zo snel mogelijk terug te willen keren naar Oekraïne. Het vertrekmoratorium, waar eiser naar verwijst, is enkel van toepassing op asielaanvragen van vreemdelingen afkomstig uit Oekraïne.Eiser valt daarom niet onder de reikwijdte van het vertrekmoratorium. De vraag of eiser wel of niet kan terugkeren naar zijn land van herkomst, is bij uitstek een vraag die wordt beantwoord in een asielprocedure.
8. Eiser heeft geen zelfstandige gronden aangevoerd tegen het opgelegde inreisverbod. Nu uit artikel 66a, eerste lid en onder a, van de Vw volgt dat een inreisverbod wordt opgelegd als er geen vrijwillige vertrektermijn is opgelegd en uit hetgeen is overwogen volgt dat verweerder heeft kunnen afzien van het geven van een vrijwillige vertrektermijn, heeft verweerder ook aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar kunnen opleggen.
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht tegen eiser een terugkeerbesluit en inreisverbod uitgevaardigd.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.