ECLI:NL:RBDHA:2024:16686
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Buitenbehandelingstelling van opvolgende asielaanvraag wegens onvolledige informatieverstrekking
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een opvolgende asielaanvraag van een eiser met de Russische nationaliteit. De eiser had op 22 mei 2024 een opvolgende asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie buiten behandeling gesteld op basis van het feit dat het formulier M35-O niet volledig was ingevuld. De rechtbank heeft het beroep van de eiser tegen deze beslissing behandeld op 26 september 2024, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een telefonische tolk aanwezig was.
De rechtbank overwoog dat de eiser had nagelaten om essentiële informatie en originele documenten te verstrekken die van wezenlijk belang waren voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. De rechtbank stelde vast dat de eiser niet had gereageerd op verzoeken om aanvullende informatie en dat de door hem overgelegde kopieën niet voorzien waren van vertalingen. De rechtbank benadrukte dat de wetgeving vereist dat een vreemdeling bij een opvolgende aanvraag toelicht waarom deze aanvraag wordt ingediend en dat daarbij relevante bewijsmiddelen moeten worden gevoegd.
De rechtbank concludeerde dat de minister terecht de aanvraag buiten behandeling had gesteld, omdat de eiser niet had voldaan aan de vereisten van de Vreemdelingenwet. De rechtbank oordeelde dat het beroep van de eiser ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.