ECLI:NL:RBDHA:2024:16686

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
AWB 24/9227
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitenbehandelingstelling van opvolgende asielaanvraag wegens onvolledige informatieverstrekking

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een opvolgende asielaanvraag van een eiser met de Russische nationaliteit. De eiser had op 22 mei 2024 een opvolgende asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie buiten behandeling gesteld op basis van het feit dat het formulier M35-O niet volledig was ingevuld. De rechtbank heeft het beroep van de eiser tegen deze beslissing behandeld op 26 september 2024, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een telefonische tolk aanwezig was.

De rechtbank overwoog dat de eiser had nagelaten om essentiële informatie en originele documenten te verstrekken die van wezenlijk belang waren voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. De rechtbank stelde vast dat de eiser niet had gereageerd op verzoeken om aanvullende informatie en dat de door hem overgelegde kopieën niet voorzien waren van vertalingen. De rechtbank benadrukte dat de wetgeving vereist dat een vreemdeling bij een opvolgende aanvraag toelicht waarom deze aanvraag wordt ingediend en dat daarbij relevante bewijsmiddelen moeten worden gevoegd.

De rechtbank concludeerde dat de minister terecht de aanvraag buiten behandeling had gesteld, omdat de eiser niet had voldaan aan de vereisten van de Vreemdelingenwet. De rechtbank oordeelde dat het beroep van de eiser ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 24/9227

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Tadema),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. K. Kanters).

Procesverloop

Bij besluit van 30 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als telefonische tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Russische nationaliteit en is geboren op [datum] 1982. Op 22 mei 2024 heeft hij een opvolgende asielaanvraag ingediend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag buiten behandeling gesteld, omdat het formulier M35-O niet volledig is ingevuld. Eiser heeft aangegeven een herhaalde asielaanvraag in te dienen wegens nieuwe gebeurtenissen of informatie, maar hij heeft nagelaten hier meer informatie over te verschaffen en originele stukken te overleggen. Eiser heeft, na daartoe in het voornemen in de gelegenheid te zijn gesteld, de ontbrekende informatie niet aangevuld. De ontbrekende (originele) documenten, inclusief vertaling, worden van wezenlijk belang geacht voor de beoordeling van de aanvraag van eiser. Daarom wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld.
3. Eiser voert hiertegen het volgende aan. Het is onjuist dat eiser zelf het moment van de start van de procedure kan kiezen. Hij werd op straat gezet door het COA [1] ondanks dat hij wegens medische problemen dagelijks medicatie nodig heeft. Er stond eiser dan ook geen andere weg open dan opnieuw een aanvraag in te dienen. Verweerder had de door eiser overgelegde kopieën als voldoende moeten beschouwen, waarbij de beoordeling van de originele stukken later zou kunnen plaatsvinden. Het getuigt van een te formalistische toepassing van artikel 30c, eerste lid, van de Vw [2] door de aanvraag van eiser buiten behandeling te stellen. De medische situatie van eiser wordt door deze beslissing verweerder in een negatieve zin beïnvloed. Bij beoordeling van de menselijke maat en de afweging van de betrokken belangen heeft verweerder ten onrechte de belangen van eiser miskend. Volgens eiser kan het besluit de evenredigheidstoets niet doorstaan. Tot slot heeft eiser ter zitting een beroep gedaan op de uitspraak van de Afdeling [3] van 26 januari 2022. [4]
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Artikel 28, eerste lid, onder a, van de Procedurerichtlijn [5] , dat is overgenomen in artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw, bepaalt dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd buiten behandeling kan worden gesteld indien de vreemdeling heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn aanvraag.
5. Uit de uitspraak van de Afdeling van 21 februari 2019 [6] blijkt dat van een vreemdeling kan worden verwacht dat hij, op het moment dat hij met het formulier M35-O een opvolgende aanvraag indient, in of bij dat formulier toelicht om welke redenen hij een opvolgende aanvraag indient en dat daarbij zo nodig bewijsmiddelen moeten zijn gevoegd. Uit die uitspraak blijkt ook dat verweerder een aanvraag buiten behandeling kan stellen, als de informatie die een vreemdeling heeft verstrekt bij het formulier M35-O onvoldoende is om de asielaanvraag inhoudelijk te behandelen, en een vreemdeling ook naar aanleiding van een later verzoek om informatie, bijvoorbeeld in het voornemen, in gebreke blijft die nadere informatie te verstrekken. Verweerder handelt dan niet onzorgvuldig door de aanvraag niet inhoudelijk te behandelen. De toets van de rechtbank is in dit geval alleen beperkt tot de vraag of verweerder in het bestreden besluit terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld op basis van wat op dat moment bij hem bekend was. [7]
6. De rechtbank stelt vast dat eiser op het formulier M35-O heeft aangegeven dat er sprake is van nieuwe informatie. Daarbij heeft hij aangegeven dat de kopieën van de documenten zijn vrees voor vervolging ondersteunen als hij naar Rusland zou moeten terugkeren. Hij vreest gedwongen te worden om naar het front in Oekraïne te gaan. Indien hij de militaire dienst weigert, zal hij gestraft kunnen worden. Bovendien is eiser drugsverslaafd waardoor hij vreest voor extra bestraffing. Verder heeft eiser op het formulier M35-O kenbaar gemaakt dat hij originele documenten wil indienen, maar dat deze documenten nog onderweg zijn en vertaald moeten worden.
7. Verweerder heeft middels het voornemen aangegeven dat het formulier M35-O niet volledig is ingevuld. Eiser heeft immers geen originele documenten ingediend en de door eiser overgelegde kopieën zijn niet voorzien van een vertaling. Eiser is in de gelegenheid gesteld om binnen één week het formulier M35-O alsnog volledig in te vullen en daarbij duidelijk aan te geven wat de reden is van de herhaalde asielaanvraag met onderbouwing van zo veel mogelijk originele documenten. Eiser heeft bij de zienswijze toegelicht wat de reden van zijn asielaanvraag is, maar nagelaten de originele documenten met vertaling mee te zenden en de vragen op het formulier M35-O te beantwoorden die bij deze documenten horen.
8. Eiser heeft niet weersproken dat de documenten van wezenlijk belang zijn voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. Zonder de originele documenten kan niet worden onderzocht wat de betekenis daarvan is in het kader van nieuwe elementen, bevindingen of documenten en kan dan ook niet worden beoordeeld hoe inhoudelijk op de aanvraag moet worden beslist. Eiser heeft de originele documenten met vertaling pas in beroep overgelegd. De pas in beroep overgelegde documenten kunnen, gelet op wat in rechtsoverweging 5 is opgenomen over de beperkte toets van de rechtbank, niet worden betrokken bij het beroep. Eiser is hierdoor niet in zijn belangen geschaad nu hij een nieuwe asielaanvraag kan indienen als hij meent dat hij nu wel in staat is om een complete asielaanvraag in te dienen. Ten aanzien van hetgeen is gesteld over de medische zorg heeft verweerder terecht gewezen op artikel 10 van de Vw waaruit volgt dat eiser aanspraak maken op de verlening van medische zorg indien dat nodig is.
9. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het beroep op de uitspraak van de Afdeling van 26 januari 2022 geen doel treft nu die uitspraak gaat over de betekenis van het arrest LH [8] voor de manier waarop verweerder uitvoering geeft aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw en de rechtspraak van de Afdeling hierover. De beoordeling van het onderhavige beroep ziet echter op de vraag of verweerder de asielaanvraag van eisers terecht buiten behandeling heeft gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.
10. De aanvraag is terecht buiten behandeling gesteld. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 10 oktober 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Centraal orgaan opvang asielzoekers.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.ABRvS 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:208.
5.Richtlijn 2013/32/EU.
6.ABRvS 21 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:574.
7.ABRvS 26 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:919.
8.HvJEU 10 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:478.