ECLI:NL:RBDHA:2024:16742
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing visum kort verblijf en niet tijdig beslissen door de minister van Buitenlandse Zaken
In deze zaak heeft eiseres, afkomstig uit de Filipijnen, een visum kort verblijf aangevraagd om bij haar referent in Nederland te verblijven. De minister van Buitenlandse Zaken heeft deze aanvraag op 21 juni 2023 afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar de minister heeft niet tijdig op dit bezwaar beslist. Eiseres heeft de minister in gebreke gesteld en vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft op 30 september 2024 uitspraak gedaan in deze zaak.
De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is, omdat de minister inmiddels op het bezwaar heeft beslist. Eiseres had geen belang meer bij een uitspraak over het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft tevens geoordeeld dat de minister de aanvraag voor het visum kort verblijf terecht heeft afgewezen. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd voor haar sociale en economische binding met de Filipijnen, wat een belangrijke voorwaarde is voor het verkrijgen van een visum.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet verplicht was om eiseres te horen in bezwaar, omdat er geen nieuwe informatie was die tot een ander besluit had kunnen leiden. De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres voor het niet tijdig beslissen, vastgesteld op € 437,50. De rechtbank heeft de afwijzing van de visumaanvraag en het beroep tegen het niet tijdig beslissen ongegrond verklaard, en eiseres krijgt het betaalde griffierecht niet terug.