ECLI:NL:RBDHA:2024:16774

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.38697
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van bewaring van een Ghanese vreemdeling met zicht op uitzetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de verlenging van de maatregel van bewaring van een Ghanese vreemdeling. De maatregel van bewaring was oorspronkelijk opgelegd op 27 maart 2024 en op 17 september 2024 verlengd met maximaal twaalf maanden. De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen dit verlengingsbesluit en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding en niet meewerkt aan zijn uitzetting, wat de verlenging van de maatregel rechtvaardigt. De rechtbank oordeelt dat er voldoende zicht op uitzetting naar Ghana is, ondanks de vreemdeling's stelling dat dit ontbreekt. De rechtbank concludeert dat de verlenging van de maatregel van bewaring rechtmatig is en wijst het beroep ongegrond af, evenals het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.38697

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Schoonbrood).

Procesverloop

Verweerder heeft op 27 maart 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Bij besluit van 17 september 2024 heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd.
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Verweerder heeft op 10 oktober 2024 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. [1] De rechtbank heeft het onderzoek op 10 oktober 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1989 en de Ghanese nationaliteit te hebben.
Toetsingskader
2. Op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw kan de bewaring ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd, indien de uitzetting, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, op grond dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
3. Volgens het beleid van verweerder, zoals neergelegd in paragraaf A5/6.8 van de Vc [2] , moet verweerder in het verlengingsbesluit nagaan of er is voldaan aan de voorwaarden voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de vreemdeling onredelijk bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende gemotiveerd is, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn [3] en het arrest Mahdi [4] voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit. Er hoeft geen aparte verzwaarde belangenafweging plaats te vinden bij het bepalen of de maatregel van bewaring verlengd mag worden. [5]
Voorwaarden voor verlenging
4. Aan de verlenging van de bewaring is ten grondslag gelegd dat, ondanks de redelijke inspanningen van verweerder, een geldig document voor grensoverschrijding ontbreekt en dat eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting.
5. Eiser voert aan dat de medewerking van eiser aan zijn terugkeer niet vereist is. Eiser is immers schriftelijke gepresenteerd aan de autoriteiten van Ghana en de aanvraag voor een vervangend reisdocument is in onderzoek genomen. De vraag of eiser meewerkt aan terugkeer is daarom niet langer van invloed.
6. De rechtbank is van oordeel dat aan de wettelijke voorwaarden voor de verlenging van de maatregel van bewaring is voldaan. Vaststaat dat, zoals in het verlengingsbesluit is opgemerkt, eiser niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding en niet meewerkt aan de verkrijging daarvan. Hij weigert immers mee te werken aan een fysieke presentatie bij de Ghanese autoriteiten. Als gevolg daarvan is eiser schriftelijk gepresenteerd aan de Ghanese autoriteiten. Nu eiser voor de terugkeer afhankelijk is van een door hen te verstrekken reisdocument, mag van eiser worden verlangd dat hij aan zijn presentatie in persoon wel meewerkt. Dat eisers medewerking niet langer vereist is, zoals eiser stelt, wordt dan ook niet gevolgd. Daarnaast mag van eiser verwacht wordt dat hij zelfstandig stappen onderneemt om documenten ter onderbouwing van zijn identiteit te verkrijgen. Niet gebleken is dat eiser dergelijke stappen heeft gezet.
Bewaringsgronden
7. De rechtbank stelt vast dat in het verlengingsbesluit dezelfde gronden van bewaring zijn opgenomen als in de maatregel van 27 maart 2024. Eiser heeft de gronden die aan het verlengingsbesluit ten grondslag liggen niet betwist. Deze gronden komen de rechtbank nog steeds als juist voor, zodat nog altijd kan worden aangenomen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Zicht op uitzetting en voortvarendheid
8. Eiser stelt zich op het standpunt dat het zicht op uitzetting naar Ghana ontbreekt en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. De aanvraag voor een laissez-passer (lp) dateert van 4 april 2024 en op 8 mei 2024 is eiser (schriftelijk) gepresenteerd aan de Ghanese autoriteiten. Eiser acht niet aannemelijk dat, gelet op de verstreken tijd sinds de lp-aanvraag en de presentie, eisers terugkeer naar Ghana op redelijke termijn zal plaatsvinden.
9. De rechtbank is van oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Ghana niet ontbreekt. De rechtbank ziet zich gesteund in dat oordeel door de uitspraak van de Afdeling [6] van 6 december 2023. [7] Het enkele gegeven dat sprake is van tijdsverloop sinds het versturen van de lp-aanvraag is onvoldoende voor het oordeel dat de autoriteiten van Ghana geen lp aan eiser zullen verstrekken. Eiser heeft verder geen concrete aanknopingspunten gegeven die leiden tot het oordeel dat zicht op uitzetting naar Ghana binnen een redelijke termijn ontbreekt. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser naar Ghana. Uit het bestreden besluit en het voortgangsrapport van 3 oktober 2024 blijkt dat verweerder sinds de lp-aanvraag tenminste maandelijks rappelleert bij de autoriteiten en voor het laatst nog op 2 oktober 2024. Daarnaast voert verweerder regelmatig vertrekgesprekken met eiser. Zoals verweerder in het bestreden besluit terecht opmerkt verklaart eiser in de vertrekgesprekken herhaaldelijk dat hij niet terug wil naar Ghana. Eiser heeft ook geen inspanningen verricht om zijn terugkeer te realiseren terwijl dat wel van hem mag worden verwacht. [8] Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de langere duur van de maatregel van bewaring voor rekening en risico van eiser komt.
Ambtshalve toets [9]
10. Ook ambtshalve ziet de rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat het verlengingsbesluit onrechtmatig is.
Conclusie
11. Verweerder heeft in het verlengingsbesluit genoegzaam gemotiveerd dat aan alle uit de Vreemdelingenwet, de Terugkeerrichtlijn en het arrest Mahdi voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit wordt voldaan.
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 14 oktober 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.De uitspraak is bekendgemaakt op:
RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 94, zevende lid, van de Vw.
2.Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Richtlijn 2008/115/EG.
4.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 juni 2014, ECLI:EU:C:2014:1320.
5.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4460.
6.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
8.Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 2 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2672.
9.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 en - in aansluiting hierop - ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.