In deze zaak heeft eiseres, van Turkse nationaliteit, op 19 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft eiseres op 13 februari 2023 beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft op 21 juni 2023 de aanvraag ingewilligd, maar eiseres heeft op 9 juli 2023 gereageerd op dit besluit. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres had de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit, maar de staatssecretaris heeft uiteindelijk binnen de wettelijke termijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslist. De rechtbank concludeert dat de verlenging van de beslistermijn, zoals geregeld in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000, rechtsgeldig was. Hierdoor was de ingebrekestelling van eiseres prematuur, wat leidt tot een niet-ontvankelijk beroep.
De rechtbank beslist dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, aangezien er geen sprake is van een ontvankelijk beroep. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiseres kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens is met deze uitspraak.