Beoordeling door de rechtbank van de bestreden besluiten
8. Eisers leggen aan hun asielaanvragen het volgende ten grondslag. Eiser heeft een eigen zaak en is koelings- en airconditioningsmonteur. In deze hoedanigheid heeft eiser eerder klusjes gedaan voor het bedrijf [B]. Ook heeft eiser zich bij dit bedrijf ingeschreven voor een aanbesteding en hij heeft deze gewonnen. Toen hij na het winnen van deze aanbesteding terugkwam bij zijn bedrijf, is hij door drie mensen bedreigd. Na overleg met zijn advocaat heeft eiser geprobeerd hierover een klacht in te dienen bij de rechtbank, maar dat is niet gelukt. Hij moest hiervoor een nationaliteitsverklaring hebben die hij op dat moment niet bij zich had. Eiser besloot naar huis te gaan om deze verklaring op te halen, maar bij thuiskomst is hij ontvoerd, gemarteld en mishandeld door drie gewapende mannen in zwarte kleding. Eiser heeft weten te ontsnappen en heeft daarna samen met zijn vrouw Irak verlaten.
9. Uit de dossiers blijkt dat de minister twee keer een voornemen heeft uitgebracht, namelijk op 2 maart 2023 en 18 juli 2023. Op de zitting is duidelijk geworden dat het eerste voornemen met het uitbrengen van het tweede voornemen is ingetrokken.
10. Het asielrelaas van eisers bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- bedreiging en ontvoering van eiser naar aanleiding van de aanbesteding.
Eiseres beroept zich op de problemen van haar man. Haar relaas is daarmee afhankelijk van het relaas van eiser.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig is. De bedreiging en ontvoering van eiser acht de minister niet geloofwaardig. Ten aanzien van de geloofwaardig bevonden relevante elementen heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat eisers op grond daarvan niet kunnen worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag.Verder hebben eisers volgens de minister ook niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar Irak een reëel risico lopen op ernstige schade.De asielaanvragen zijn daarom afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.
Het oordeel van de rechtbank
11. De rechtbank is van oordeel dat de bestreden besluiten niet in stand kunnen blijven
.Hierna legt de rechtbank, aan de hand van de beroepsgronden van eisers, uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Relevant element: bedreiging en ontvoering van eiser naar aanleiding van de aanbesteding
12. De minister heeft de bedreiging en ontvoering van eiser niet geloofwaardig geacht, omdat eiser het causale verband tussen de bedreiging en ontvoering en de aanbesteding niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft in dat kader vage, summiere en ongerijmde verklaringen afgelegd over de bijeenkomst van de bekendmaking van de aanbesteding (aanbestedingsbijeenkomst) bij [B]. Verder heeft eiser vaag, tegenstrijdig en ongerijmd verklaard over de daders van de bedreiging en ontvoering, aldus de minister.
13. Eisers hebben dit gemotiveerd bestreden. Voor zover van belang zullen de beroepsgronden die zij hebben aangevoerd, hierna besproken worden.
14. Het verband tussen de bedreiging en ontvoering van eiser en de aanbesteding bestaat volgens de minister niet, omdat eiser vaag en summier heeft verklaard over wie op de aanbestedingsbijeenkomst aanwezig waren en het ongerijmd is dat eiser niemand kende. Ook zou eiser volgens de minister in de gelegenheid zijn geweest (achteraf) na te vragen wie er aanwezig waren.
15. Over de aanbestedingsbijeenkomst bij [B] heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank niet inzichtelijk gemaakt waarom eiser zou moeten weten of zijn ontvoerders aanwezig waren op deze bijeenkomst en/of waarom hij mensen die op de bijeenkomst aanwezig waren zou moeten kennen. In zijn verklaringenheeft eiser er namelijk op gewezen dat hij via Mohammed eerder wat (reparatie) klusjes voor [B] heeft gedaan en dat dit zijn eerste aanbesteding was. Als Mohammed hem er niet op had gewezen, had hij zich niet eens aangemeld voor de aanbesteding. Ook heeft eiser verklaard dat de aanwezigen bij de aanbestedingsbijeenkomst chique geklede mensen waren en dat hij verder niets over hen weet, behalve dat er geen vrouwen waren. Daaruit kan worden afgeleid dat eiser van het bedrijf [B] enkel Mohammed kende. Waarom het volgens de minister ongerijmd is dat eiser niemand kende bij de aanbestedingsbijeenkomst is gelet op het voorgaande niet inzichtelijk. Dat de eigen zaak van eiser onderdeel van een familiebedrijf zou zijn (met verschillende vestigingen en een depot) en hij vanaf jonge leeftijd in de branche werkt, maakt dit niet anders. Daarmee is immers nog steeds niet inzichtelijk gemaakt waarom eiser de mensen op de aanbestedingsbijeenkomst zou moeten kennen.
16. Verder laat de minister ten onrechte negatief meewegen dat eiser geen navraag bij Mohammed heeft gedaan naar de mensen die op de aanbestedingsbijeenkomst aanwezig waren. Daarbij betrekt de rechtbank dat sprake is geweest van een kort tijdsbestek tussen de aanbestedingsbijeenkomst en de bedreiging en ontvoering van eiser. Uit eisers verklaringenblijkt namelijk dat eiser na de aanbestedingsbijeenkomst bij terugkomst bij zijn zaak is bedreigd en dat hij daarvoor een klacht wilde indienen bij de Iraakse rechtbank. Omdat hij daarvoor niet de benodigde documenten had, is hij naar huis gegaan om deze te halen. Bij thuiskomst is hij ontvoerd. De minister heeft niet inzichtelijk gemaakt hoe, in dit korte tijdsbestek, van eiser kon worden verwacht dat hij bij Mohammed zou informeren naar de aanwezigen bij de aanbestedingsbijeenkomst (waar wellicht de daders van de bedreiging en ontvoering tussen zouden kunnen zitten). Nog daargelaten dat de minister niet heeft gemotiveerd waarom van eiser überhaupt mocht worden verwacht dat hij navraag zou doen naar de aanwezigen bij de aanbestedingsbijeenkomst. Het ligt immers in de rede dat eiser na de bedreiging eerst hulp van de autoriteiten inschakelt en dat die autoriteiten nagaan wie bij de bedreiging zijn betrokken. Waarom van eiser ook nog eigen onderzoekhandelingen worden gevergd, in die zin dat hij zelf nagaat wie er bij de aanbesteding aanwezig waren, is zonder nadere motivering onbegrijpelijk.
17. Waarom het ongerijmd is dat eiser heeft verklaard dat het simpel is in Karbala ergens achter te komen, terwijl hij ook heeft verklaard dat hij niemand bij de bijeenkomst van de aanbesteding kende, heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank evenmin inzichtelijk gemaakt. Uit de verklaringenvan eiser blijkt dat eiser is gevraagd hoe zijn bedreigers erachter zijn gekomen dat hij de aanbesteding heeft gewonnen. Eiser legt dan uit dat dat niet moeilijk is omdat mensen uit dezelfde stad elkaar kennen en het simpel is om ergens achter te komen. Eiser verklaart verder dat als je in zijn stad ergens de naam van iemand geeft aan iemand anders, men dan veel details kan noemen over die persoon. Omdat eiser in de stad werkt, is dat volgens hem ook over hem bekend. Deze verklaringen gaan erover hoe eiser bekend zou kunnen zijn geraakt bij zijn bedreigers. De minister heeft daarmee niet inzichtelijk gemaakt waarom het ongerijmd is dat eiser zelf de mensen bij de aanbestedingsbijeenkomst niet kent. Temeer nu de aanwezigen bij de aanbesteding ook uit andere steden afkomstig kunnen zijn.
18. Gelet op het voorgaande heeft de minister onvoldoende gemotiveerd waarom eiser het causale verband tussen de bedreiging en ontvoering en de aanbesteding bij [B] niet aannemelijk heeft gemaakt.
De daders van de bedreiging en ontvoering
19. Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen dat eiser is bedreigd en ontvoerd heeft de minister betrokken dat eiser niet weet of de mensen die hem ontvoerd hebben op de aanbestedingsbijeenkomst aanwezig waren en dat eiser tegenstrijdig en ongerijmd heeft verklaard over de daders. Eiser zou namelijk wel gedetailleerd hebben verklaard over wat de daders hebben gezegd tijdens de autorit en over de ruimte waar hij werd vastgehouden, maar hij zou niet weten wie de daders waren. Verder vindt de minister het, in het kader dat eiser nog steeds wordt gezocht, tegenstrijdig dat eiser heeft verklaard dat de daders naar het huis van zijn ouders zijn gekomen, terwijl de daders zijn vader op straat hebben gezien. Met de aangeleverde filmpjes is de ontvoering volgens de minister evenmin onderbouwd. Omdat eiser niet duidelijk te zien is op de filmpjes, kunnen ze niet als ondersteunend bewijs dienen. De minister concludeert dat eiser summier en tegenstrijdig heeft verklaard over de daders van de bedreiging en ontvoering.
20. Voor de overwegingen dat eiser mensen op de aanbestedingsbijeenkomst zou moeten kennen dan wel dat het niet aannemelijk is dat hij niemand kent, verwijst de rechtbank naar de overwegingen hiervoor onder het causale verband. De minister heeft dit met de gegeven motivering niet inzichtelijk gemaakt. Daaruit volgt dat de minister evenmin inzichtelijk heeft gemaakt waarom eiser kan worden tegengeworpen dat hij niet weet of de mensen die hem hebben ontvoerd op de aanbestedingsbijeenkomst aanwezig waren.
21. Over de videobeelden heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte geconcludeerd dat deze niet als ondersteunend bewijs voor de onderbouwing van de ontvoering van eiser kunnen worden gebruikt. De minister heeft namelijk niet betwist dat de beelden afkomstig zijn van beveiligingscamera’s van het huis van eisers en hun buren. Dit op zich maakt de kans al groter dat de persoon die op die videobeelden wordt ontvoerd, eiser betreft. Bovendien gaat het hier om een auto die parkeert bij de woning van eiser, waarbij de bestuurder wordt ontvoerd. Dit maakt het des te meer waarschijnlijker dat de persoon op de videobeelden eiser betreft. Dit wordt nog eens ondersteund door het feit dat de andere inzittende (die op de passagiersstoel zit) zichtbaar naar de woning rent en later met omwonenden naar buiten komt lopen. Bovendien ligt het ook niet voor de hand, en is in ieder geval niet door de minister gesteld noch onderbouwd, dat eiser in het bezit zou (kunnen) zijn gekomen van videobeelden van een ontvoering van een (willekeurige) derde. Tegen die achtergrond acht de rechtbank de kans dat de beelden eiser betreffen, aannemelijker dan dat de beelden betrekking hebben op een willekeurig derde persoon. De beelden passen verder ook binnen het asielrelaas van eiser. Dit betekent dat van de videobeelden een positieve bewijskracht uitgaat aangezien – gelet op het voorgaande – de beelden beter passen in het scenario dat het asielrelaas van eiser geloofwaardig is, dan in het scenario dat het asielrelaas ongeloofwaardig is. Aldus volstaat de motivering van de minister, voor zover daarbij door de minister aan de videobeelden geen enkele bewijswaarde wordt toegekend, niet.
22. Voor zover de minister het tegenstrijdig vindt dat eiser heeft verklaard dat de daders naar het huis van zijn ouders zijn gekomen, terwijl de daders zijn vader op straat hebben gezien, is ook die tegenwerping onvoldoende gemotiveerd. Eiser heeft in de zienswijze namelijk aangegeven dat de vader in de straat waar de ouders wonen is aangesproken en niet, zoals de minister in de beschikking beweert, in de straat van eiser. In zoverre is het ook niet relevant dat eiser verder zou hebben verklaard dat de ontvoerders niet meer rond zijn huis zijn gesignaleerd. Ten overvloede wijst de rechtbank er verder op dat de minister, waar zij meent dat sprake is van tegenstrijdigheden in het asielrelaas, zij in het kader van de samenwerkingsplicht daarop eiser dient te bevragen. Zonder te hebben doorgevraagd kan een dergelijke tegenstrijdigheid niet aan eiser worden tegengeworpen.
23. Voor zover eiser nog wordt tegengeworpen dat hij wel gedetailleerd zou hebben verklaard over wat de daders hebben gezegd tijdens de autorit en over de ruimte waar hij werd vastgehouden en de gelaatstrekjes van de daders in het geheugen van eiser zitten, maar hij niet zou weten wie de daders waren, terwijl hij tijdens de autorit naar beneden moest kijken en tijdens het verblijf in het huis geblindeerd was, houdt ook die tegenwerping geen stand. Eiser was tijdens de autorit immers niet geblindeerd en op de video’s is te zien dat eiser uit zijn auto is getrokken. Op die momenten heeft eiser dus de gezichten van (een deel van) de ontvoerders kunnen zien. Verder merkt de minister ook zelf op dat, gelet op het gegeven dat het huurlingen betroffen, eiser ze niet hoeft te kennen. De rechtbank ziet dan ook niet in waarom de verklaringen van eiser tegenstrijdig en/of ongerijmd zijn.
Conclusie over het relevante element: bedreiging en ontvoering naar aanleiding van de aanbesteding
24. Omdat de minister gelet op het voorgaande onvoldoende heeft gemotiveerd dat de bedreiging en ontvoering niet geloofwaardig is, kan het bestreden besluit integraal geen stand houden. Ook bij eigen lezing van de verklaringen van eisers, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor de conclusie dat het asielrelaas niet geloofwaardig is. Desalniettemin zal de minister in de gelegenheid worden gesteld een nader besluit te nemen over de geloofwaardigheid en de gevolgen daarvan. Mocht de minister in de nieuw te nemen besluiten tot de conclusie komen dat het asielrelaas geloofwaardig wordt geacht, dan zal de minister in de verdere beoordeling ook acht dienen te slaan op artikel 31, vijfde lid, van de Vw.
25. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de minister bij de beoordeling van eisers verklaringen onvoldoende aandacht heeft besteed aan het feit dat eiser niet voldoende nachtrust heeft gehad (40 minuten geslapen) en dit van invloed kan zijn op zijn verklaringen. Als de minister eiser in een nieuw te nemen besluit weer wil tegenwerpen dat onder andere summier en/of tegenstrijdig is verklaard, dient met de psychische gesteldheid als gevolg van het slaapgebrek rekening te worden gehouden, dan wel dient te worden gemotiveerd waarom ondanks dat slaapgebrek summiere verklaringen en/of tegenstrijdigheden kunnen worden tegengeworpen. Van iemand die zo kort geslapen heeft, kan namelijk worden verondersteld dat hij minder scherp is bij het afleggen van verklaringen. In ieder geval kan niet worden uitgesloten dat slaapgebrek invloed op het verklaren kan hebben gehad. Mocht de minister desalniettemin van mening blijven dat summier en/of tegenstrijdig is verklaard, dan ligt het in de rede dat eiser op die onderdelen opnieuw of aanvullend nader wordt gehoord.