ECLI:NL:RBDHA:2024:16984
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag met verwijzing naar Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 2 augustus 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 1 oktober 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister in stand blijft.
De rechtbank overweegt dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname gedaan aan Frankrijk, dat niet tijdig heeft gereageerd, wat wordt gezien als acceptatie van het verzoek.
Eiseres heeft aangevoerd dat de minister ten onrechte gebruik heeft gemaakt van een standaard voornemen en dat haar belangen niet voldoende zijn meegewogen. De rechtbank oordeelt echter dat het voornemen een voorbereidingshandeling is en dat eiseres de gelegenheid heeft gehad om te reageren. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat de minister niet voldoende rekening heeft gehouden met haar persoonlijke omstandigheden, zoals haar zwangerschap en de situatie van haar kind.
Daarnaast heeft eiseres betoogd dat de leefomstandigheden in Frankrijk in strijd zijn met internationale verplichtingen, maar de rechtbank oordeelt dat de minister mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar specifieke situatie in Frankrijk leidt tot schending van haar rechten. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.