4.2.Op 23 juni 2016 heeft eiser opnieuw een asielaanvraag ingediend. De minister heeft deze aanvraag bij besluit van 9 oktober 2019 afgewezen als kennelijk ongegrond. Deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, heeft het beroep tegen dit besluit gegrond verklaard.3 De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft het door de minister ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van rechtbank vernietigd en het beroep ongegrond verklaard.4 Dit besluit staat daarmee in rechte vast.
5. Eiser heeft op 13 april 2021 onderhavige herhaalde asielaanvraag ingediend. Hij heeft – kort samengevat – aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser stelt dat hij niet kan terugkeren naar Uganda, omdat hij in Uganda heeft deelgenomen aan verboden politieke activiteiten. Verder verricht eiser politieke activiteiten voor [organisatie 1] in Nederland. Ook kan eiser niet terugkeren naar Uganda omdat hij biseksueel is.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1) Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) Problemen door politieke activiteiten in Uganda;
3) Verrichten van politieke activiteiten voor [organisatie 1] in Nederland sinds 2018;
4) Plaatsen van politieke posts op Facebook tussen 2013 en 2018 over de slechte situatie in Oeganda;
5) Politieke overtuiging;
6) Verklaringen over biseksuele geaardheid.
De minister acht de asielmotieven 2, 4 en 6 niet geloofwaardig. Volgens de minister heeft eiser geen samenhangende en aannemelijke verklaringen afgelegd.5 Eiser is teruggekeerd naar Uganda om een visum aan te vragen, terwijl eiser stelt problemen te hebben vanwege zijn politieke activiteiten. Ook het feit dat eiser tijdens zijn eerdere procedures niet heeft verklaard over zijn problemen en activiteiten doet volgens de minister sterk afbreuk aan de geloofwaardigheid. De minister twijfelt verder aan de inhoud van de lidmaatschapspas en de verklaring van [organisatie 2] . De minister vindt de verklaringen over de dreigtelefoontjes summier en ook heeft eiser dit niet naar voren gebracht in eerdere procedures. Eiser heeft verder geen screenshots overgelegd waaruit blijkt dat hij tussen 2013 en 2018 politiek actief was op sociale media en verklaard wisselend over waarom hij geen bewijzen meer heeft.
De minister acht de asielmotieven 1, 3 en 5 geloofwaardig. Deze geloofwaardige asielmotieven en feiten en omstandigheden zijn volgende de minister niet zwaarwegend genoeg en leiden daarom niet tot de conclusie dat eiser gegronde vrees heeft voor vervolging of dat eiser een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer. Volgens de
2 Uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 11 maart 2014, AWB 14/3762.
3 Bij uitspraak van 13 november 2019, NL19.24132.
4 Bij uitspraak van 12 augustus 2020, 201908386/1/V2.
5 Artikel 31, zesde lid, sub c, van de Vreemdelingenwet 2000.
minister heeft eiser de vrees voor vervolging niet aannemelijk gemaakt en niet aannemelijk gemaakt dat hij in de negatieve aandacht van de Ugandese autoriteiten staat of zal komen te staan. Eiser is pas vijf jaar na aankomst in Nederland actief geworden, zijn politieke activiteiten zijn gering, eiser is sinds 2021 minder (politiek) actief geworden en niet is gebleken dat eiser op dit moment wordt gezocht. De minister heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder e en g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Ander kader geloofwaardigheidsbeoordeling
7. Eiser stelt dat zijn asielrelaas in het voornemen is getoetst aan de oude werkinstructie (WI) 2014/10 terwijl in het bestreden besluit is getoetst aan de nieuwe
WI 2024/6. Door in het bestreden besluit een ander kader te hanteren is eiser ten onrechte de mogelijkheid onthouden om hierop zijn zienswijze te geven. Eiser is hiermee ten onrechte benadeeld, vooral omdat de kern van de zaak gaat over de geloofwaardigheid van de verklaringen en de interpretatie en waardering daarvan. Op zitting heeft eiser toegelicht dat de minister met de toepassing van WI 2024/6 het voordeel van de twijfel scherper beoordeelt. De zienswijze had daarom kunnen leiden tot het voordeel van de twijfel.
Daarom is er volgens eiser sprake van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Ook is volgens eiser onduidelijk hoe de minister heeft getoetst, nu de minister in het bestreden besluit enkel heeft getoetst aan artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw en niet aan de overige onderdelen van deze bepaling.
8. Uit de uitspraak van de Afdeling van 13 februari 20196 volgt dat als uitgangspunt heeft te gelden dat bij het nemen van een besluit op bezwaar het recht wordt toegepast zoals dat op dat moment geldt. Dit geldt eveneens voor beleidsregels. De enkele omstandigheid dat een belanghebbende door toepassing van het nieuwe recht in een ongunstigere positie komt, is onvoldoende om van dit uitgangspunt af te wijken. In geval van bijzondere omstandigheden kan van dit uitgangspunt worden afgeweken.
9. De rechtbank stelt vast dat op het moment van het nemen van het besluit
WI 2024/6 gold. Anders dan eiser, is de rechtbank van oordeel dat de minister heeft kunnen concluderen dat eiser geen bijzondere omstandigheden naar voren heeft gebracht om af te wijken van WI 2024/6. Eiser heeft uitsluitend gesteld dat de zienswijze kan leiden tot een andersluidend besluit. De rechtbank stelt vast dat eiser niet concreet heeft gemaakt dat sprake is van een bijzondere omstandigheid die aanleiding geeft om van WI 2024/6 af te wijken. De minister heeft terecht opgemerkt dat het betoog van eiser dat de zienswijze tot het voordeel van de twijfel had kunnen leiden niet slaagt, aangezien ook in het voornemen geen voordeel van de twijfel is gegeven. Eiser heeft verder ook niet toegelicht op welk punt er voordeel van de twijfel had kunnen worden gegeven. Ook volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat onduidelijk is hoe de minister in het bestreden besluit heeft getoetst. De minister heeft toegelicht dat de asielmotieven in het bestreden besluit alleen zijn getoetst aan artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw. Daarmee heeft de minister voorkomen dat in het bestreden besluit nieuwe argumenten zouden worden tegengeworpen die niet aan eiser zijn tegengeworpen in het voornemen. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat sprake is van een onvolledige toets in het bestreden besluit. De vereisten van artikel 31, zesde lid, van de Vw zijn namelijk cumulatieve vereisten, zodat geen geloofwaardigheid
wordt aangenomen als niet aan alle vereisten van artikel 31, zesde lid, van de Vw is voldaan. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.
De geloofwaardigheidsbeoordeling
10. De rechtbank stelt vast dat het door de minister ongeloofwaardige asielmotief ‘6) Verklaringen over biseksuele geaardheid’ niet in geschil is. Verder stelt de rechtbank vast dat het in de onderhavige zaak gaat om een herhaalde asielaanvraag die door de minister is afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder e en g, van de Vw.
Problemen door politieke activiteiten in Uganda
11. Eiser stelt zich op het standpunt dat de minister eisers problemen door politieke activiteiten in Uganda ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht. Eiser stelt dat het feit dat hij is teruggekeerd naar Uganda om daar een Schengenvisum aan te vragen niet betekent dat hij geen risico heeft gelopen en ook niet betekent dat hij geen problemen heeft vanwege zijn politieke activiteiten. Verder stelt eiser dat hij consistent en geloofwaardig heeft verklaard. Eiser heeft zijn relaas onderbouwd met een verklaring van [organisatie 2] ondertekend door dhr. [A] . Eiser stelt dat iemand ook de functie ‘chairman’ kan vermelden terwijl die persoon de functie in feite niet meer bekleedt. Verder heeft eiser toegelicht dat hij zijn lidmaatschapspasje is kwijtgeraakt en een nieuw pasje heeft gekregen. Dit lidmaatschapspasje is door Bureau Documenten echt en authentiek bevonden. Dat op het pasje als afgiftedatum [datum] staat terwijl eiser het pasje in 2020 heeft gekregen, doet daar dus niet aan af. Eiser stelt verder dat hij heeft uitgelegd waarom hij in zijn eerdere asielprocedures niet heeft verklaard over zijn problemen wegens politieke activiteiten. Dit geldt ook voor de inval en de telefonische bedreigingen.
11. De rechtbank is van oordeel dat de minister de door eiser gestelde problemen door politieke activiteiten in Uganda niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De minister heeft kunnen concluderen dat eiser geen samenhangende en aannemelijke verklaringen heeft afgelegd. De rechtbank stelt voorop dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat hij problemen door politieke activiteiten in Uganda heeft en dat heeft eiser niet gedaan. De rechtbank volgt het standpunt van de minister dat het feit dat eiser na zijn vertrek uit Uganda nog is teruggekeerd om een visum aan te vragen, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de problemen die eiser stelt te hebben. Verder heeft de minister kunnen concluderen dat niet kan worden uitgegaan van de juistheid van de verklaring van dhr. [A] en het lidmaatschapspasje. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat de verklaring en het pasje door Bureau Documenten weliswaar echt zijn bevonden, maar dat dit niets zegt over de juistheid van de inhoud.7 Uit onderzoek van de minister blijkt dat dhr. [A] ten tijde van het opstellen van de verklaring geen ‘chairman’ was en ook niet voorkomt op de lijst van leiders. De rechtbank overweegt dat eiser met zijn niet onderbouwde stelling dat iemand kan vermelden dat hij de functie ‘chairman’ heeft terwijl hij die functie niet (meer) bekleedt, geen deugdelijke verklaring heeft gegeven waarom [A] het document als ‘chairman’ zou hebben ondertekend. In de verklaring staat verder dat eiser aan
so manyactiviteiten heeft deelgenomen en dat hij lid was van een ‘gay group’ in Uganda, terwijl
7 Zie bijvoorbeeld de Afdelingsuitspraak van 27 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4833, rechtsoverweging 4.5. eiser zelf heeft verklaard dat hij niet erg actief was en slechts één homoseksueel persoon kende in Uganda naast de relaties die hij had. Ook dit doet af aan de geloofwaardigheid. Ten aanzien van het pasje volgt de rechtbank de stelling van eiser dat het gaat om een replica niet. De minister heeft aan eiser kunnen tegenwerpen dat het ongerijmd is dat het pasje in 2020 is gemaakt, terwijl de afgiftedatum van het pasje [datum] is. Verder is de rechtbank van oordeel dat de minister aan eiser heeft kunnen tegenwerpen dat eiser pas in deze asielprocedure heeft verklaard over de problemen die hij heeft ondervonden vanwege zijn politieke activiteiten. Dit terwijl eiser aangeeft dat zijn toenmalige vrouw hem juist aanspoorde om deze problemen naar voren te brengen. Hoewel dit niet betekent dat deze verklaringen valselijk of ongeloofwaardig zijn, heeft de minister zich niet ten onterechte op het standpunt gesteld dat dit wel afdoet aan de geloofwaardigheid. Ook heeft de minister niet ten onrechte de verklaringen over de dreigtelefoontjes ongeloofwaardig kunnen achten, aangezien eiser hier summier over heeft verklaard.
Plaatsen van politieke posts op Facebook tussen 2013 en 2018 over de slechte situatie in Uganda
13. Eiser stelt dat de minister ten onrechte het plaatsen van politieke posts op facebook tussen 2013 en 2018 over de slechte situatie in Uganda ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft de laatste jaren verschillende foto’s en berichten op sociale media geplaatst en meegedaan een anti-regeringsdemonstraties. Eiser heeft verschillende screenshots van Facebook overgelegd. Eiser stelt dat geloofwaardig is geacht dat hij in 2018 posts heeft geplaatst, en dat het daarom aannemelijk is dat hij ook in de periode vanaf 2013 posts heeft geplaatst. In de zienswijze heeft eiser uitgelegd dat de posts vóór 2018 niet zijn terug te vinden omdat hij is gehackt en omdat hij deze zelf heeft verwijderd.
13. De rechtbank is van oordeel dat de minister het plaatsen van politieke posts op Facebook tussen 2013 en 2018 niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De minister heeft kunnen tegenwerpen dat eiser geen objectieve gegevens over de periode 2013 tot en met 2018 heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij posts heeft geplaats. Ook heeft de minister niet ten onrechte tegengeworpen dat eisers verklaringen waarom hij geen gegevens heeft overgelegd wisselend zijn. Eiser heeft in het gehoor niets verklaard over waarom deze posts er niet zijn. De minister heeft de verklaring van eisers in zijn zienswijze dat hij is gehackt en dat hij soms ook posts zelf heeft verwijderd omdat hij bang was, ontoereikend kunnen achten. De rechtbank overweegt dat het aan eiser is om in het gehoor alles naar voren te brengen wat in het kader van zijn asielrelaas van belang is. De zienswijze is niet bedoeld om verklaringen aan te vullen. Bovendien ligt het voor de hand dat eiser tijdens het gehoor verklaard over posts die hij uit angst heeft verwijderd of die zijn verwijderd omdat hij is gehackt. Eiser heeft tijdens het gehoor hierover echter niets gezegd en hij heeft zijn verklaringen hierover ook niet gecorrigeerd of aangevuld in de correcties en aanvullingen.
Zwaarwegendheid en risico-inschatting
Verrichten van politieke activiteiten voor [organisatie 1] in Nederland sinds 2018 en politieke overtuiging
15. Eiser heeft op zitting aangevoerd dat hij vreest voor vervolging vanwege het verrichten van politieke activiteiten voor [organisatie 1] in Nederland sinds 2018 en vanwege zijn politieke overtuiging. Uit rapporten van Amnesty International en Human Rights Watch volgt dat er een grote repressie is van andersdenkenden. Zij worden sneller opgepakt, ook bij terugkomst naar Uganda.
16. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn gestelde vrees voor vervolging bij terugkeer naar Uganda niet aannemelijk heeft gemaakt. De minister heeft op zitting terecht gesteld dat uit het landenbeleid volgt dat politiek opposanten geen risicogroep zijn. Verder heeft de minister kunnen tegenwerpen dat het Facebookaccount van eiser een klein bereik heeft. Ook heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser juist vanwege zijn activiteiten voor [organisatie 1] in Nederland in de gaten wordt gehouden door de Ugandese autoriteiten. Bovendien heeft eiser verklaard dat hij minder openlijk politiek actief is, dat hij sinds 2021 in het kader van het verrichten van politieke activiteiten rustiger aan is gaan doen en ook dat zijn activiteiten marginaal zijn. Gelet op de beperkte activiteiten die eiser (heeft) verricht acht de minister eisers vrees voor vervolging terecht niet reëel. De minister heeft op zitting nog gewezen op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van
24 mei 20238 (en de bevestiging door de Afdeling bij uitspraak van 14 juni 20249), waarin de rechtbank tot het oordeel is gekomen dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat aanhangers van [organisatie 1] wel problemen kunnen ondervinden in Uganda, maar niet dat er een reëel risico bestaat op vervolging of ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM10. De rechtbank is van oordeel dat de enkele verwijzing van eiser naar algemene landeninformatie niet voldoende is om hieruit op te maken dat eiser bij terugkeer heeft te vrezen voor de autoriteiten.