ECLI:NL:RBDHA:2024:17080

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.19802
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier wegens gebrek aan mvv en hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep van eiser, een Braziliaanse nationaliteit houder, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier had ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, omdat eiser niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie met zijn moeder, de referente. Eiser had zijn aanvraag ingediend met het doel om bij zijn moeder in Nederland te verblijven, die ernstig ziek was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister terecht had geoordeeld dat er geen gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM bestond, omdat de emotionele en financiële afhankelijkheid niet boven de gebruikelijke band tussen ouder en kind uitstak. Eiser had ook geen recht op vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van de hardheidsclausule, omdat de omstandigheden die hij aanvoerde niet als bijzonder genoeg werden beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het bestreden besluit niet in strijd was met de zorgvuldigheids- en motiveringsbeginselen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.19802

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Kortrijk),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. S.H.J. Muijlkens).

Procesverloop

Bij besluit van 11 april 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de weigering om hem een verblijfsvergunning te geven ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2024 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verder zijn verschenen referente [naam], haar man en haar dochter. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [datum] 1982 en heeft de Braziliaanse nationaliteit. Eiser is op 24 december 2021 Nederland ingereisd. Op 7 mei 2022 heeft hij bij verweerder een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel om in Nederland bij referente (zijn moeder) te verblijven.
2. Bij besluit van 1 november 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Eiser beschikt niet over een geldige mvv. [1] Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet wordt vrijgesteld van het mvv-vereiste omdat tussen eiser en referente geen sprake is van een gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. [2] Daarnaast ziet verweerder geen aanleiding om eiser vrijstelling te verlenen op grond van de hardheidsclausule.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Op 15 augustus 2023 heeft verweerder eiser en referente gehoord. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
4. In beroep voert eiser daartegen het volgende aan. Eisers hulp is onmisbaar voor zijn moeder. De echtgenoot van referente en haar andere kinderen in Nederland hebben werk en een veilige thuisbasis, wat eiser niet heeft. Hoewel eiser zich lange tijd zelfstandig heeft weten te handhaven in Brazilië, is hij nu een tijd in Nederland bij zijn moeder die op het punt van overlijden staat. Hun band is daardoor geïntensiveerd. Referente kan 24 uur per dag een beroep doen op de hulp van eiser en kan haar laatste levensfase in zijn bijzijn doorbrengen. Eiser wijst er ook op dat het hart van zijn moeder brak toen zij hem moest achterlaten in Brazilië, wat aangeeft dat de band toen ook al hecht was. Ook geeft eiser aan dat, in het kader van de hardheidsclausule, overleg is gevoerd met verweerder of hij op grond van de bijzondere situatie in ieder geval tot het overlijden van zijn moeder in Nederland kan verblijven. Eiser meent dat het onredelijk hard is om hem in deze laatste fase weg te sturen. Eiser meent dat onvoldoende rekening is gehouden met de situatie van zijn moeder. De tussen hen ontstane (meer dan gebruikelijke) afhankelijkheid door haar ziekte is niet te vertalen naar een brief van de dokter of een psycholoog. Het besluit is daardoor onvoldoende gemotiveerd en zorgvuldig tot stand gekomen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder stelt een vreemdeling vrij van het mvv-vereiste als uitzetting in strijd is met artikel 8 van het EVRM. [3] Het is vaste rechtspraak van het EHRM [4] dat pas kan worden gesproken van een door artikel 8 van het EVRM beschermd gezinsleven tussen ouders en hun meerderjarige kinderen als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie; er moet sprake zijn van bijkomende elementen van afhankelijkheid die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. [5] Uit de rechtspraak volgt ook dat de vraag of sprake is van beschermd gezinsleven van feitelijke aard is, en afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte, persoonlijke banden. Hierbij kan onder meer relevant zijn: de eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst.
6. Verweerder heeft zich terecht en voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat tussen eiser en referente geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Daarbij is terecht van belang geacht dat zij al geruime tijd, sinds 1997, niet meer samenwonen. Eiser heeft zich sindsdien kunnen handhaven zonder de aanwezigheid van referente. Verder heeft verweerder mogen betrekken dat de band van eiser met het land van herkomst sterk is. Hij woont al heel zijn leven in Brazilië. Eiser was ruim meerderjarig, 39 jaar, toen hij naar Nederland kwam. Ook heeft hij in Brazilië zijn eigen gezin gevormd. De omstandigheid dat referente eiser financieel onderhoudt, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden om te spreken van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Verweerder heeft terecht overwogen dat referente eiser kan blijven ondersteunen vanuit Nederland zoals zij dit nu doet. Niet is onderbouwd dat referente, gelet op haar gezondheidssituatie, juist afhankelijk is van de zorg van eiser. Zo is niet aangetoond dat zij geen hulp kan krijgen van bijvoorbeeld thuiszorg of andere instanties. Ook heeft zij nog een echtgenoot en andere kinderen in Nederland. De stelling dat eiser, in tegenstelling tot de andere familieleden, geen werk en geen veilige thuisbasis heeft, maakt niet dat zijn hulp onmisbaar is voor referente.
7. Met betrekking tot de emotionele afhankelijkheid tussen referente en eiser heeft verweerder kunnen overwegen dat niet is gebleken dat deze de gebruikelijke band tussen een ouder en een meerderjarig kind overstijgt. Dat referente de laatste fase van haar leven graag in het bijzijn van haar zoon wil doorbrengen, is zonder meer begrijpelijk. Dit duidt echter wel op een gebruikelijke band tussen ouders en hun kinderen. Ook is het niet meer dan gebruikelijk dat het voor referente zwaar was om eiser achter te laten in Brazilië en in Nederland te gaan wonen bij haar huidige echtgenoot. Verweerder heeft gelet op het voorgaande terecht geconcludeerd dat er tussen referente en eiser geen gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM bestaat.
8. Verweerder kan een vreemdeling ook vrijstellen van het mvv-vereiste indien het vasthouden hieraan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. [6] Bij het toepassen van deze hardheidsclausule heeft verweerder beoordelingsruimte. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen overwegen dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet volstaan als bijzondere, persoonlijke feiten en omstandigheden die maken dat het onevenredig bezwarend is om van hem te verlangen dat hij terugkeert naar Brazilië om daar een mvv aan te vragen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van de hardheidsclausule.
9. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het ziektebeeld van referente, en de wijze waarop de band met eiser daardoor hechter is geworden, voldoende kenbaar is betrokken in de besluitvorming. Verweerder is hier uitgebreid op ingegaan, maar desondanks tot de conclusie gekomen dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen beiden. Het bestreden besluit is dan ook niet is tot stand gekomen in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 17 oktober 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
3.Artikel 3.71, tweede lid, aanhef en onder l, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
4.Europees Hof van de Rechten van de Mens.
5.Bijvoorbeeld het arrest van 2 september 2020 in de zaak Azerkane, ECLI:CE:ECHR:2020:0602JUD000313816. Zie ook de uitleg in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188.
6.Op grond van artikel 3.71, derde lid, van het Vb.